Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Egon Hostovsky - Vreemdeling zoekt kamer

2018 | Zirimiri | € 18,95 | paperback, 240 blz. | vertaald door Edgar de Bruin

Egon Hostovsky

Vreemdeling zoekt kamer (Zirimiri Press)

Boek

In het New York van 1946 is dokter Marek, een Tsjechische arts, op zoek naar een kamer. Hij heeft het voornemen om zijn wetenschappelijke geschrift hier af te ronden. Hij verlangt naar rust en stilte, een kamer met een bed en een bureau waaraan hij kan werken, maar steeds ontstaan er onbenullige misverstanden tussen de verhuurder en de arts – een verkeerd begrepen woord, een verkeerd begrepen gebaar – en wordt hij weer gedwongen te verkassen.

Wat is het verleden van dokter Marek? Wie is de vrouw met wie hij mysterieuze telefoongesprekken voert? Met zijn onberispelijke gedrag zaait de arts ook twijfel, want hij confronteert anderen onwillekeurig met hun eigen angsten en tekortkomingen. Ze bezien dokter Marek wantrouwend als de Wandelende Jood die veroordeeld is om eeuwig rond te dwalen.

Een vreemdeling in het naoorlogse New York, door Hostovský realistisch beschreven met een ironie en kilheid die soms aan De avonden van Gerard Reve doen denken.

Biografie

Egon Hostovský

Egon Hostovský (Hronov, Tsjechië, 1908 - Montclair, V.S., 1973) debuteerde eind jaren twintig en werd door de critici onthaald als een groot talent. In 1936 ontving hij de Tsjechoslowaakse Staatsprijs voor de Literatuur, maar drie jaar later werd zijn leven en werk voorgoed getekend door ontheemding en ballingschap: Hostovský was Joods en moest vluchten voor de nazi’s. Na de oorlog werden zijn boeken in het communistische Tsjechoslowakije verboden. Uiteindelijk vestigde de schrijver zich blijvend in de Verenigde Staten. Egon Hostovský was een bloedverwant van Stefan Zweig en bevriend met Graham Greene, die zijn werk bewonderde.

Vertaler

Edgar de Bruin (1958) heeft Tsjechische taal- en letterkunde gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Al 30 jaar vertaalt hij Tsjechische literatuur, voornamelijk romans, maar ook korte verhalen, toneelwerken en kinderliteratuur – bij elkaar zo’n 70 werken. Hij is voor zijn vertalingen onderscheiden met de Aleida Schot-prijs, de Premia Bohemica-prijs, de Letterenfonds Vertaalprijs en de Jiří Theiner-prijs. Met zijn partner Magda de Bruin-Hüblová bestiert hij het literaire agentschap Pluh dat internationaal de belangen behartigt van een tiental hedendaagse Tsjechische auteurs.

Fragment

De waanzinnige oude vrouw ging op haar tenen staan, trok de ochtendjas dicht om haar hals alsof ze het opeens koud had gekregen, deinsde met een vies gezicht voor de verbouwereerde man achteruit en wees autoritair met haar arm naar de deur.

Toen dokter Marek de koffer weer terugsleepte door de gang, hoorde hij achter zijn rug een schelle lach. Hij keek om. Op de trap stond dat jongetje met zijn blaffer, hij hurkte en riep: ‘Pief, paf, poef!’

Daar stond hij weer op straat. En nu? Hij hompelde doelloos verder en sprak gesmoord in zichzelf. Een zwarte man kwam op zijn weg en keek minstens viermaal naar hem om, want hij hoorde de man met de koffer tegen een onzichtbaar iemand zeggen: ‘Wat moet ik doen als ik overal alleen maar gekken tegenkom? Dan zijn wij allemaal verloren, zowel ik als zij. Ze zouden nooit begrijpen wat ik overheb voor een tafel en rust, enkel voor een tafel en rust.’

De zwarte man werd ingehaald door een zwarte vrouw. Ze drukte haar machtige boezem tegen de schouder van haar man of geliefde en fluisterde hijgend: ‘Ik ben zo van hem geschrokken! Hij is niet dronken, dan zou hij met die koffer niet overeind blijven, maar hij praat hardop in zichzelf. O Joe, blijf altijd voor de winkel op me wachten als je niet naar binnen wilt en als het donker is. Je weet toch dat er hier in de buurt laatst twee vrouwen zijn vermoord.’

Dokter Marek liep tot aan een krantenkiosk. Zonder pauze had hij dit keer anderhalf blok afgelegd. Hij had kracht geput uit de monoloog. Hij kocht een middageditie, die hij uitspreidde om de advertentierubriek te zoeken. De wind bolde de opengeslagen pagina’s als zeilen op. Nee, hier kon je niet lezen. En toch. Toch stond er iets in de krant waardoor de lezer zo geboeid raakte dat zijn gezicht begon te gloeien en zijn mond zich opende als om een kreet te slaken. Het was geen tekst, maar een foto, een foto van een grijze, nette heer die uit een vliegtuig stapte. Dokter Marek glimlachte niet, een glimlach gaf hem immers iets verdrietigs, dat wat nu zijn gezicht liet oplichten was verbazing, hoop en vertrouwen. Hij moest snel ergens de warmte in met brandend licht en vooral met een tafel, ja, met een tafel. Hij keerde terug naar cafetaria Columbia.

Als er vreugde in je zit, is die ook om je heen. De wind verkleumt je oren niet langer en kruipt niet onder je nagels, de lichten zijn opeens een bron van een soort innerlijke warmte en de stralende paneeltjes op de wolkenkrabbers zijn vensters naar de hemel. Je voelt je plotseling bij de mensheid horen, bij die mierenhoop van zich haastende voetgangertjes, wier adem de vorst wonderbaarlijk zichtbaar maakt. Mijn God, wat voelt het goed om onder de mensen te zijn!

Cafetaria Columbia zoemde als een bijenkorf, het rinkelen in de kast met bonnetjes klonk als een vriendelijke verwelkoming, de verhitte meisjes achter de toonbank serveerden bij de thee en koffie een lieflijke glimlach en nog meer, nog iets meer als ze zich vooroverbogen naar de hongerige klanten. De hele met mensen gevulde ruimte was een hoorn des overvloeds, zo veel gerechten, zo veel geuren en zo veel kleuren, zo veel bont gesis, geruis, geborrel en gesputter boven de stroom van monotone stemmen.

Eerst zette hij zijn koffer bij een van de vrije tafeltjes, daarna haalde hij een glas melk, nam ongeduldig plaats en haalde begerig de verfrommelde krant uit de zak van zijn winterjas. Onder de afbeelding van de grijze man die uit het vliegtuig stapte, stond deze tekst:

De bekende filosoof Julius Wagner, emeritus hoogleraar aan de universiteit van Wenen, is vanmorgen na een reis door Europa teruggekeerd in New York. De geallieerden en de nieuwe Oostenrijkse regering hebben deze vermaarde antifascistische wetenschapper een buitengewone taak toebedeeld bij de wederopbouw van het culturele leven in Oostenrijk.

Hij las het steeds opnieuw en keek zo strak naar het plaatje dat hij uiteindelijk versteende – met al zijn zintuigen ergens in andere tijden weggezakt. Hij reikte naar zijn glas, dronk het in een teug leeg, tilde zijn koffer op en sjouwde ermee naar de telefooncabines. Hij zocht even in het telefoonboek, herhaalde toen zachtjes in zichzelf, om het niet te vergeten, het nummer, tilde de hoorn op en draaide.

‘Zou ik alstublieft professor Wagner kunnen spreken?’

‘Met wie spreek ik? U spreekt met zijn zoon. Vader is er over ongeveer een uur.’

‘Ik … ben een oud-student van professor Wagner. Marek, Václav Marek, ik zou graag …’

‘Waar bent u? Komt u toch langs.’

De uitnodiging klonk wonderlijk vanzelfsprekend. En de stem die dokter Marek antwoord gaf klonk lichtzinnig, alsof die toebehoorde aan iemand die een grapje maakte of maar met een half oor luisterde en niet erg over nadacht wat hij zei. Dokter Marek kreeg een kleur van geluk en de zenuwen.

‘Ik kom heel graag langs, ik weet echter niet … hoe … ik ben namelijk …’

‘Weet u het adres soms niet?’

‘Dat wel, dank u, ik heb het zojuist in het telefoonboek opgezocht, maar het is al avond en het is … een beetje ver weg …’

‘Maar u kunt toch bij ons blijven slapen. Komt u maar gerust. Wat was uw naam ook weer?’

‘Marek.’

‘En u kent mijn vader van?’

‘Uit Wenen, ik ben een oud-student van hem, zoals ik al zei. Later stopte ik met mijn studie filosofie en ben medicijnen gaan doen.’

‘Geweldig. Ik heb vandaag een arts nodig, dus haast u. Komt u snel deze kant op? U bent zeker psychiater, hè?’

‘Nee, internist.’

‘Jammer. Tot ziens, en haast u. By the way, hebt u voor het avondeten liever pure whisky of een cocktail?’

Lange pauze.

‘Ik … pardon … weet het niet …’

‘Wat?’

In verlegenheid gebracht wist dokter Marek eindelijk verkrampt uit te brengen: ‘Whisky.’

‘Ik ook. Ok., whisky voor u.’

Reacties

‘Egon Hostovský’s beste roman.’ Jáchym Topol

‘Een uitmuntend schrijver.’ Milan Kundera

‘Mijn eerste kennismaking met Egon Hostovský ademde iets van de sfeer in zijn boeken, een complexe sfeer van zwarte humor, melodrama en wanhoop.’ Graham Greene

‘Egon Hostovský is een begenadigd schrijver die zich niet tevredenstelt met de traditionele opzet van fictie: het vertellen van een verhaal, het creëren van personages en het interpreteren van de universele problemen van het menselijk leven. Hij geeft er de voorkeur aan het materiaal te buigen en te vervormen om zijn persoonlijke ambities van allegorieën en symbolisme te realiseren.’ The New York Times

‘Hostovský is erkend als een van de belangrijkste exponenten van het psychologische proza binnen de gehele Tsjechische literatuur.’ Radojka Milević