Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Virginia Woolf - Nacht en dag

2019 | Athenaeum | € 25,99 | paperback, 568 blz. | vertaald door Barbara de Lange

Virginia Woolf

Nacht en dag (Athenaeum)

Boek

Voor Virginia Woolf was haar tweede roman, Nacht en dag, haar meesterproef. Ze trad in de voetsporen van de Engelse schrijfsters die ze het meest bewonderde, met name Jane Austen. In hun traditie schreef ze een modern verhaal over moderne mensen.
We zijn aanwezig bij theevisites en diners, die Woolf beschrijft met haar bekende ironie en haar humoristische gevoel voor het absurde. En we gaan mee op prachtig beschreven omzwervingen door Woolfs geliefde Londen. Haar hoofdpersonen, drie vrouwen en twee mannen, staan voor grote keuzes in hun leven. Trouwen? Een carrière zonder huwelijk? Een combinatie?

Mary Datchet, voorvechtster van vrouwenrechten, is verliefd op Ralph Denham, maar die is verliefd op Katharine Hilbery. Zij weet het nog niet, verlooft zich eerst met William Rodney maar twijfelt – en zijn oog valt op een nichtje van Katharine.
Met groot psychologisch inzicht verweeft Woolf een subtiel liefdesverhaal met een moderne sociale roman over kwesties als vrouwenkiesrecht en de verschillende rollen van vrouwen.

Biografie

Virginia Woolf

Virginia Woolf (1882- 1941) werd bekend door modernistische meesterwerken als Mrs Dalloway, To the Lighthouse en Orlando. Haar thematiek en haar even complexe als vloeiende stijl, die prachtig tot uiting komt in vele monologues intérieurs, zijn van blijvende invloed op de wereldliteratuur.

Meer informatie

Vertaler

Barbara de Lange vertaalde onder meer werk van Donna Tartt, Howard Jacobson, Margaret Atwood en D.H. Lawrence. Haar eerste Woolf-vertaling (De jaren, verschenen in januari 2017) werd zeer geprezen, en meerdere malen herdrukt.

Fragment

Voetstappen kwamen onhoorbaar naderbij. Het waren weliswaar voetstappen die talmden, afdwaalden en boven kwamen met de natuurlijke behoedzaamheid van iemand van over de zestig die de armen ook nog eens vol heeft met bloemen en loof, maar ze kwamen gestaag dichterbij, en algauw zorgde een tikje van lauriertakken ervoor dat Katharines potlood ergens op de pagina bleef rusten. Ze deed niets en bleef met nietsziende ogen zitten, alsof ze wachtte tot de onderbreking voorbij was. De deur ging echter open. Eerst kon ze de bewegende vracht groen niet duiden, die schijnbaar los van enige menselijke tussenkomst de kamer binnenkwam. Toen herkende ze delen van het gezicht en de gestalte van haar moeder achter de gele bloemen en het zachte fluweel van de palmknoppen. 

    ‘Van het graf van Shakespeare!’ riep mevrouw Hilbery, terwijl ze de hele vracht op de vloer neerlegde met een gebaar dat een inzegening leek in te houden. Daarna spreidde ze haar armen om haar dochter te omhelzen.

    ‘Goddank, Katharine!’ riep ze uit. ‘Goddank!’ zei ze nog eens.

    ‘Bent u al terug?’ vroeg Katharine vaag, terwijl ze opstond om zich te laten omhelzen.

    Hoewel ze de aanwezigheid van haar moeder registreerde, was ze nog lang niet in staat zelf haar rol mee te spelen, en toch, wonderlijk genoeg, klopte het voor haar dat haar moeder er was en God uitdrukkelijk dankte voor onbekende zegeningen, terwijl ze bloemen en loof van het graf van Shakespeare over de vloer uitstrooide.

    ‘Dat is het enige wat telt!’ ging mevrouw Hilbery door. ‘Een naam is ook niet alles; wat we voelen, dát is alles. Ik wilde geen domme, aardige, bemoeizuchtige brieven. Ik wilde het niet van je vader horen. Ik wist het meteen al. Ik heb ervoor gebeden.’ 

    ‘Wist u het?’ Katharine zei de woorden van haar moeder zacht en vaag na, terwijl ze langs haar heen keek. ‘Hoe wist u het?’ Als een kind begon ze te spelen met een kwastje dat aan de mantel van haar moeder hing.

    ‘Die eerste avond, toen je het vertelde, Katharine. O, en nog wel duizend keer – aan diners – als er over boeken werd gepraat – zoals hij de kamer binnenkwam – jouw stem als je over hem sprak.’ 

    Katharine scheen deze bewijzen elk afzonderlijk te wegen. Toen zei ze ernstig: ‘Ik ga niet met William trouwen. En Cassandra is er ook nog…’ 

    ‘Ja, Cassandra,’ zei mevrouw Hilbery. ‘Ik moet toegeven dat ik in het begin een beetje huiverig was, maar ze speelt uiteindelijk heel mooi piano. Zeg eens, Katharine,’ vroeg ze impulsief, ‘waar was je die avond dat ze Mozart speelde en jij dacht dat ik sliep?’ 

    Katharine haalde het zich met moeite voor de geest. 

    ‘Bij Mary Datchet,’ wist ze weer.

    ‘O!’ zei mevrouw Hilbery op lichtelijk teleurgestelde toon. ‘Ik had een romantisch fantasietje – mijn bescheiden illusie.’ Ze keek haar dochter aan. Katharine werd week onder die onschuldige en doordringende blik; ze bloosde, wendde zich af en keek toen met heel glanzende ogen op.

    ‘Ik ben niet verliefd op Ralph Denham,’ zei ze.

    ‘Je moet niet trouwen als je niet verliefd bent!’ zei mevrouw Hilbery heel snel. ‘Maar,’ voegde ze eraan toe met een vluchtige blik op haar dochter, ‘zijn er geen andere wegen, Katharine – andere?’ 

    ‘We willen elkaar zo vaak kunnen zien als we willen, maar wel vrij blijven,’ vervolgde Katharine. 

    ‘Hier, in zijn huis, op straat.’ Mevrouw Hilbery ging deze termen af, alsof ze akkoorden uitprobeerde, die haar niet direct aangenaam in het oor klonken. Het was duidelijk dat ze over haar eigen informatiebronnen beschikte, en haar tas zat inderdaad vol met de ‘aardige brieven’, zoals zij ze noemde, van haar schoonzuster.

    ‘Ja. Of ergens buiten, als we de stad uit gaan,’ zei Katharine tot besluit. 

    Mevrouw Hilbery zweeg even, keek ongelukkig en zocht inspiratie bij het raam.

    ‘Wat een troost was hij in die winkel – zoals hij me meenam en de ruïnes meteen vond – zo veilig als ik me bij hem voelde…’ 

    ‘Veilig? O, nee, hij is vreselijk onbesuisd – hij neemt voortdurend risico’s. Hij wil zijn werk opgeven en in een huisje buiten gaan wonen om boeken te schrijven, terwijl hij geen cent bezit, en dan zijn er nog allerlei zussen en broers die hij moet onderhouden.’ 

    ‘O, is er toch een moeder?’ informeerde mevrouw Hilbery. 

    ‘Ja. Een keurige oude dame, met grijs haar.’ Katharine begon haar bezoek te beschrijven, en algauw wist mevrouw Hilbery haar niet alleen het feit te ontlokken dat het huis akelig lelijk was, iets wat Ralph zonder morren verdroeg, maar ook dat hij klaarblijkelijk hen allemaal moest onderhouden en dat hij een kamer op de bovenste etage had met een schitterend uitzicht op Londen, en een roek.

    ‘Een zielige oude vogel in een hoek, die de helft van zijn veren kwijt is,’ zei ze met een tederheid in haar stem die mededogen uitdrukte met het lijden van de mensheid en tegelijk het volste vertrouwen in het vermogen van Ralph Denham om dat te lenigen, zodat mevrouw Hilbery onwillekeurig uitriep: ‘Maar, Katharine, je bent wel degelijk verliefd!’, waarop Katharine bloosde, geschrokken keek, alsof ze iets had gezegd dat ze niet had mogen zeggen, en haar hoofd schudde.

    Mevrouw Hilbery vroeg vlug naar nadere details over dit uitzonderlijke huis en laste enkele hypotheses in over de ontmoeting van Keats en Coleridge op een landweg, waardoor het pijnlijke moment werd overbrugd, en ze verleidde Katharine tot verdere verhalen en indiscreties. Het deed Katharine inderdaad erg veel plezier zo vrijuit met iemand te kunnen praten die even wijs als welwillend was, de moeder uit haar vroege jeugd, wier zwijgen het antwoord leek op vragen die nooit waren gesteld. Mevrouw Hilbery luisterde geruime tijd zonder zelf commentaar te geven. Ze leek haar conclusies eerder te trekken door naar haar dochter te kijken dan door naar haar te luisteren, en bij ondervraging zou ze waarschijnlijk een hoogst onnauwkeurige versie van de levensgeschiedenis van Ralph Denham hebben gegeven, afgezien van het feit dat hij geen geld en geen vader had en in Highgate woonde – wat allemaal zeer voor hem pleitte. Maar dankzij die steelse blikken had ze zich ervan vergewist dat Katharine in een toestand verkeerde die haar nu eens het grootst mogelijke genoegen schonk en dan weer ernstige zorgen baarde.