Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Carson McCullers - Gespiegeld in een gouden oog

2020 | Athenaeum, Polak & Van Gennep | € 18,99 | paperback, 176 blz. | vertaald door Molly van Gelder

Carson McCullers

Gespiegeld in een gouden oog (Athenaeum, Polak & Van Gennep)

Boek

‘Zo is er in een plaats in het zuiden enkele jaren geleden een moord gepleegd. De hoofdrolspelers in dit drama waren: twee officieren, een soldaat, twee vrouwen, een Filipijn en een paard.’

Carson McCullers is beroemd om haar meesterlijke, melancholieke stijl en geldt als een van de belangrijkste schrijvers van het Zuiden van de Verenigde Staten. Direct na haar meest bekende boek Het hart is een eenzame jager schreef zij deze roman waarin een moord gepleegd wordt.

Een eenzame soldaat raakt geobsedeerd door de vrouw van kapitein Penderton. Ze heeft een affaire met majoor Langdon, die met zijn depressieve vrouw vlak bij hen woont. Penderton realiseert zich intussen dat hij gevoelens koestert voor de soldaat, maar weet niet dat die ’s nachts zijn vrouw bespiedt.

Dit beklemmende en ontroerende verhaal werd bij verschijnen in 1941 bestempeld als immoreel en obsceen, vanwege de toespelingen op homoseksualiteit.

Biografie

Carson McCullers

Carson McCullers (1917-1967) schreef al op jonge leeftijd haar meesterwerk Het hart is een eenzame jager. Iedereen die haar werk leest wordt getroffen door haar meesterlijke, melancholieke stijl. Haar verhalen en romans spelen zich af in het armoedige, diepe zuiden van de Verenigde Staten en behandelen universele thema’s als liefde, dood, medeleven en eenzaamheid. Eerder verscheen van haar bij Athenaeum De ballade van het treurige café, Het hart is een eenzame jager, Op jouw bruiloft en Klok zonder wijzers.

Meer informatie

Vertaler

Molly van Gelder vertaalt Engelstalige literatuur, veelal fictie. Daarnaast was ze, sinds de oprichting in 2006, tien jaar coördinator van de Vertalersvakschool in Amsterdam. Naast McCullers vertaalde ze onder meer werk van Edna O’Brien, Hanif Kureishi, Alice Sebold, John Irving, Nadine Gordimer, Nicci French, Marilyn French, Doris Lessing en Joyce Carol Oates.

Fragment

Soldaat Williams bleef bij het huis staan wachten tot alle lichten bijna twee uur uit waren. De sterren waren al minder helder en het zwart van de nachthemel was veranderd in donkerpaars. Maar Orion schitterde en de Grote Beer straalde prachtig. De soldaat liep achter om het huis heen en probeerde zachtjes of de hordeur openging. Die was vanbinnen op slot, zoals hij al had verwacht. Maar de deur zat een beetje los en toen hij zijn mes in de spleet stak, wist hij de grendel op te tillen. De achterdeur zelf was open.

Eenmaal binnen bleef hij even staan. Het was overal donker en doodstil. Hij keek rond met wijd open, onscherp ziende ogen, tot hij aan het donker gewend was. De plattegrond van het huis was hem al bekend. Het huis werd in tweeën gedeeld door de lange hal en de trap, met aan de ene kant de grote woonkamer en daarachter de bediendenkamer. Aan de andere kant bevonden zich de eetkamer, de werkkamer van de kapitein en de keuken. Rechtsboven waren een grote slaapkamer en een klein kamertje. Links waren twee middelgrote slaapkamers. De kapitein sliep in de grote kamer en zijn vrouw sliep aan de andere kant van de gang. De soldaat liep voorzichtig de trap op, die met een loper was bekleed. Hij bewoog kalm en behoedzaam. De kamerdeur van Mevrouw stond open en hij aarzelde geen moment. Zo stil en soepel als een kat sloop hij naar binnen.

Grijsgroenig maanlicht scheen de kamer in. De kapiteinsvrouw lag er nog net zo bij als toen haar man was weggegaan. Haar zachte haar golfde over het kussen en haar rustig ademende borst was half ontbloot. Er lag een gele zijden sprei over het bed en een open parfumflacon verspreidde een bedwelmende geur. De soldaat liep heel langzaam, op zijn tenen, naar het bed en boog zich over de vrouw heen. Het zachte maanlicht bescheen hun gezichten en hij was zo dichtbij dat hij haar warme, regelmatige ademhaling voelde. In zijn ernstige ogen lag eerst een intense nieuwgierige blik, maar na enige tijd verscheen er een gelukzalige uitdrukking op zijn grove gezicht. Er kwam een vreemde, weldadige rust over hem, een gevoel dat hij nog niet eerder had ervaren.

Zo bleef de jonge soldaat een tijdje voorovergebogen bij de kapiteinsvrouw staan. Daarna zocht hij houvast bij de vensterbank en ging heel langzaam gehurkt naast het bed zitten. Hij hield zichzelf in evenwicht op de brede bal van zijn voeten, met kaarsrechte rug en zijn sterke slanke handen op zijn knieën. Zijn ogen waren zo rond als barnstenen knopen en zijn haar lag als een slordig matje op zijn voorhoofd.

Soldaat Williams had een paar keer eerder zo’n blik van spontaan opwellende gelukzaligheid gehad, maar niemand in het kamp had dat ooit gezien. Had iemand hem op zo’n moment wél gezien, dan was hij voor de krijgsraad gesleept. Tijdens zijn lange zwerftochten door de bossen was hij namelijk niet altijd alleen. Als hij laat op de dag even vrij kon krijgen van zijn werk nam hij telkens hetzelfde paard mee. Hij reed dan een kleine tien kilometer van het legerterrein vandaan, ver van de gebaande paden, naar een afgelegen plek die moeilijk te vinden was. Het was een vlak, open veld in het bos, begroeid met grasachtige plantjes die de kleur hadden van gebrand brons. Op die verlaten plek ontzadelde de soldaat altijd zijn paard en liet het vrij rondlopen. Daarna trok hij al zijn kleren uit en ging op een grote platte kei midden in het veld liggen. Want er was één ding waar hij niet zonder kon: de zon. Ook op de koudste dagen lag hij daar naakt en doodstil en liet het zonlicht in zijn huid doordringen. Soms stond hij op en ging, nog steeds naakt, zonder zadel op het paard zitten. Het was een doodgewone legerknol, die maar twee gangen kon verdragen, een onbeholpen draf en de hobbelpaardgalop, behalve bij soldaat Williams. Bij hem onderging het dier een metamorfose: fier en elegant liep het in handgalop of telgang. Het lichaam van de soldaat was bleek goudbruin en hij zat kaarsrecht. Zonder kleren aan was hij zo mager dat je de scherpe kromming van zijn ribben kon zien. In handgalop reed hij in de zon, om zijn lippen een sensuele, wilde glimlach die zijn maten verbaasd zou hebben. Na die uitstapjes kwam hij altijd moe terug en sprak daarna met niemand.

Soldaat Williams bleef bij het bed van Mevrouw zitten tot het al bijna licht was. Hij bewoog niet, maakte geen geluid, en keek onafgebroken naar het lichaam van de kapiteinsvrouw. Bij het eerste licht steunde hij weer met zijn hand op de vensterbank en stond voorzichtig op. Hij liep de trap af en deed de deur zachtjes achter zich dicht. De lucht was al fletsblauw en Venus was aan het verbleken.

Reacties

‘Topliteratuur.’ - Lidewijde Paris bij Nieuwsweekend 

‘Carson McCullers vertelt het eenvoudig, invoelend en met een zeldzame eloquentie.’ - Time Magazine

‘De tijd laat de betekenis van haar werk niet vervagen maar juist extra schitteren.’ - Tennessee Williams

‘…goed dat ook de tweede roman van Carson McCullers, Reflections in a Golden Eye, nu is opgenomen in de in 2016 gestarte reeks fraaie herziene en nieuwe vertalingen door Molly van Gelder. Omdat daarmee het complete romanoeuvre van die literaire schutsvrouw van de buitenbeentjes en verschoppelingen afgestoft en weer verkrijgbaar is, vooral. Klaar om door een nieuwe generatie lezers ontdekt te worden.’ - Het Parool

‘McCullers brengt de microkosmos van de legerbasis meesterlijk tot leven in dit broeierige verhaal over overspel, whisky, duistere instincten, verborgen verlangens en onuitgesproken sentimenten.’ - Humo

‘McCullers sleep een duister juweel waarin voyeurisme, fetisjisme, homoseksualiteit en sadisme broeien onder een fragiel laagje beschaving.’ - De Tijd

‘Het is, integendeel, een boek voor durvers, die de moed hebben woordelijk onder ogen te zien wat eigenlijk beter verborgen zou blijven. De moed, wil dat zeggen, om zichzelf te herkennen in fragiele sadisten, wellustige aanstellers en regelrechte, reinhartige idioten, en de moed, ook en vooral, om ten gevolge hiervan luidkeels in de lach te schieten.’ - Christophe Vekeman in De Standaard