Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Tove Ditlevsen - Kindertijd

2020 | Das Mag | € 19,99 | paperback, 143 blz. | vertaald door Lammie Post-Oostenbrink

Tove Ditlevsen

Kindertijd (Das Mag)

Boek

Tove Ditlevsen (1917–1976) werd jarenlang gezien als een schrijver die niet in de literaire kringen van haar tijd paste; ze was een huisvrouw uit de arbeidersklasse met vier gestrande huwelijken en een sluimerende drugsverslaving, waar ze ook nog eens openhartig over schreef. Hoe anders is dat nu: ze wordt inmiddels gezien als een van de grote literaire sterren van Denemarken. Een nieuwe generatie van veelal jonge lezers herontdekt wereldwijd haar oeuvre, dat rauw en nog altijd springlevend is.

Over Kindertijd, deel 1 van haar driedelige autobiografie: Tove groeit op in een volkswijk in Kopenhagen. Ze voelt zich vaak eenzaam: ze heeft niets met de meisjes om haar heen en hun geroddel over jongens. Haar enige vriendin is de onbevreesde Ruth, met wie ze chocola uit winkels steelt. Maar ook dat wil Tove eigenlijk niet. Liever duikt ze in de paar boeken die ze van haar vader heeft gekregen, en schrijft ze versjes met de mysterieuze woorden die af en toe in haar opwellen.

Biografie

Tove Ditlevsen

Tove Ditlevsen (1917-1976) is een van de belangrijkste stemmen van de Deense literatuur. Ze groeide op in Kopenhagen in een arbeidersmilieu, dat ze op jonge leeftijd ontglipte om een literaire carrière na te jagen. Toen ze begin twintig was publiceerde ze haar eerste poëziebundel, die positief werd ontvangen. Hoewel ze een buitenbeentje was in de literaire kringen van die tijd, schreef ze een dertigtal bundels en romans en had succes. Maar na een onstuimig leven met vier huwelijken en een sluimerende drugsverslaving, pleegde ze zelfmoord in 1976.

De Kopenhagen-trilogie – haar memoires – wordt gezien als haar meesterwerk.

Meer informatie

Vertaler

Lammie Post-Oostenbrink (1970) studeerde Scandinavische Talen en Cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen, met als hoofdtaal Deens. Na haar afstuderen was ze onder andere werkzaam als juridisch secretaresse bij een advocatenkantoor in Groningen. Sinds 2010 vertaalt ze fictie, non-fictie, kinderboeken en poëzie uit het Deens, Noors en Zweeds.

Post-Oostenbrink heeft al meer dan twintig boeken vertaald uit het Deens, Noors en Zweeds, waaronder Gedichten van Yahya Hassan (De Bezige Bij, 2014), 1793 van Niklas Natt och Dag (Prometheus, 2018) en Zegeningen van Caroline Albertine Minor (Das Mag, 2019).

Naast haar vertaalwerk is Post-Oostenbrink actief als bestuurslid van de sectie Boekvertalers van de Auteursbond.

Fragment

Hoofdstuk 2

Op de bodem van mijn kindertijd staat mijn vader te lachen. Hij is zwart en oud als een kachel, maar er is niets aan hem waarvoor ik bang ben. Alles wat ik over hem weet mag ik best weten, en als ik meer wil weten hoef ik het alleen maar te vragen. Hij praat niet uit zichzelf met mij, want hij weet niet wat hij tegen kleine meisjes moet zeggen. Af en toe geeft hij me klopjes op mijn hoofd en zegt: ‘Hè, hè.’ Dan perst mijn moeder haar lippen op elkaar en trekt hij snel zijn hand terug. Mijn vader heeft bepaalde rechten omdat hij een man is en ons allemaal onderhoudt. Daar moet mijn moeder noodgedwongen mee leven, maar dat doet ze niet zonder te protesteren. ‘Je kunt best rechtop zitten, net als iedereen,’ zegt ze als hij op de bank ligt. En als hij een boek leest, zegt ze: ‘Van lezen word je raar. In boeken staan alleen maar leugens.’ ’s Zondags drinkt mijn vader altijd een pilsje en zegt mijn moeder: ‘Dat kost zesentwintig øre. Als je zo doorgaat, komen we in Sundholm terecht.’ Hoewel ik weet dat Sundholm een plek is waar je op stro slaapt en drie keer per dag pekelharing te eten krijgt, duikt de naam op tussen de rijmpjes die ik bedenk als ik bang ben of alleen, omdat het er zo mooi is als op de prent in een van de boeken van mijn vader waar ik zo dol op ben. Die heet Arbeidersgezin in het bos, en er zijn een vader en een moeder en hun twee kinderen op afgebeeld. Ze zitten op groen gras en lachen allemaal, terwijl ze de meegebrachte boterhammen opeten die tussen hen in liggen. Ze kijken alle vier op naar een vlag die in het gras gestoken is, vlak bij het hoofd van de vader. De vlag is helemaal rood. Ik zie dat plaatje altijd ondersteboven, omdat ik het alleen kan bekijken als mijn vader in het boek leest. Dan doet mijn moeder het licht aan en trekt ze de gele gordijnen dicht, al is het nog niet donker. ‘Mijn vader was een schoft en een zuiplap,’ zegt ze, ‘maar hij was gelukkig geen socialist.’ Mijn vader leest rustig verder, want hij is een beetje doof en ook dat is geen geheim. Mijn broer Edvin zit spijkers in een plank te hameren en trekt ze er vervolgens allemaal weer uit met een nijptang. Ooit zal hij ambachtsman worden. Dat is iets heel goeds. Bij ambachtslieden liggen echte tafellakens op tafel in plaats van kranten en ze eten met mes en vork. Ze worden nooit werkloos en ze zijn geen socialist. Edvin is knap en ik ben lelijk. Edvin is slim en ik ben dom. Het zijn eeuwige waarheden, net als de gedrukte witte letters op de gevel van de bakker verderop in de straat. Daar staat: POLITIKEN IS DE BESTE KRANT. Ooit vroeg ik mijn vader waarom hij dan Socialdemokraten leest, maar toen fronste hij zijn voorhoofd en schraapte zijn keel en mijn moeder en Edvin barstten uit in hun papieren gelach, omdat ik zo ongeloofijk dom was.

De huiskamer is een eiland van licht en warmte, duizenden avonden lang, wij viertjes zitten er altijd, zoals de papieren poppen altijd tegen de muur achter de zuilen leunen in het poppentheater dat mijn vader heeft gemaakt naar een voorbeeld in Familie Journalen. Het is altijd winter en de buitenwereld is ijskoud, net als de slaapkamer en de keuken. De huiskamer zweeft door tijd en ruimte en het vuur buldert in de kachel. Hoewel Edvin veel lawaai maakt met zijn hamer, maakt mijn vader nog meer geluid als hij een bladzijde in het verboden boek omslaat. Als hij veel bladzijden heeft omgeslagen, kijkt Edvin naar mijn moeder met zijn grote bruine ogen en legt hij zijn hamer weg. ‘Wil moeder niet een liedje zingen?’ zegt hij. ‘Natuurlijk,’ zegt mijn moeder en ze glimlacht naar hem en direct legt mijn vader zijn boek op zijn buik en kijkt naar mij, alsof hij graag iets tegen me wil zeggen. Maar wat mijn vader en ik elkaar willen zeggen, zal nooit gezegd worden. Edvin springt op en geeft mijn moeder het enige boek dat ze bezit en waar ze om geeft. Het is een boek met oorlogsliedjes. Hij staat over haar heen gebogen terwijl ze erin bladert en zelfs al raken ze elkaar natuurlijk niet aan, ze zijn samen op een manier die mijn vader en mij buitensluit. Zodra mijn moeder begint te zingen, valt mijn vader in slaap met zijn handen op het verboden boek gevouwen. Mijn moeder zingt luid en schel, alsof ze afstand neemt van de woorden die ze zingt:

Moeder, ben jij het, moeder?

Ik zie dat je schreit.

Ver heb je gelopen, je zult wel moe zijn.

Huil niet, moeder, ik ben gelukkig nu.

Dank dat je hier bent ondanks alle gruwel.

Alle liedjes van mijn moeder hebben vele coupletten, en voor ze het eerste helemaal heeft gezongen, is Edvin alweer aan het hameren geslagen en snurkt mijn vader luid. Edvin heeft haar gevraagd te zingen om haar woede over mijn vaders gelees te bezweren. Hij is een jongen en jongens houden niet van liedjes waar je om moet huilen als je goed naar de woorden luistert. Mijn moeder vindt het ook niet goed dat ik huil, dus ik zit daar maar met een brok in mijn keel en gluur in het liedjesboek naar het plaatje van het slagveld, waarop de stervende soldaat zijn hand uitsteekt naar de lichtgevende geestverschijning van zijn moeder. Ik weet best dat het niet echt is. Alle liedjes in het boek hebben een vergelijkbaar thema en zolang mijn moeder ze zingt, kan ik doen wat ik wil, omdat ze zo in haar eigen wereld opgaat dat ze door niets uit de buitenwereld gestoord kan worden. Ze hoort zelfs niet dat de benedenburen beginnen te ruziën.

Reacties

‘Ik overdrijf niet als ik zeg: het beste wat ik in tijden las. De stem van Ditlevsen is zo eigen, krachtig, wild, breekbaar en precies. Je wilt er eindeloos en ademloos naar luisteren. - Niña Weijers

‘De beste Deense schrijver waarvan je nog nooit hebt gehoord.’ - The Spectator

‘Een meesterwerk.’ - The Guardian

‘Geniaal.’ - The Telegraph

‘Tove Ditlevsens Kopenhagen-trilogie laat de kracht zien van goede literatuur.’ - New Statesman

‘Rauw en aangrijpend’ - The Observer

‘Tove Ditlevsens nauwgezette, ongecompliceerde proza werpt een licht op de levens en liefdes van vrouwen in de arbeidersklasse in het Kopenhagen van de twintigste eeuw. Elena Ferrante-fans opgelet.’ - Stylist

‘Ongelooflijk aangrijpend en actueel.’ - Saturday Review

‘In haar scherpe observatievermogen schuilt de lichtheid, in de afstand het zelfbehoud.’ - NRC Handelsblad

‘Van Tove zelf wordt niets verwacht, zij is tenslotte maar een meisje. En zelfs daarin is ze niet goed: te slim, te weinig boezem, te weinig interesse in jongens. Dat soort buitenbeentjes schrijft uiteindelijk de beste boeken. Ditlevsens Kindertijd is schitterend weemoedig. Als kind is zij er nog van overtuigt dat je kindertijd het beste snel voorbij kan zijn - 'niemand vindt het leuk en niemand heeft er iets aan' - en toch schemert de heimwee naar die tijd al tussen haar woorden door’ - De Volkskrant

‘Ditlevsen doorgrondt zichzelf met meedogenloze blik. Deze memoires zijn veel meer dan een rechttoe-rechtaan verslag van een leven, ze zijn literair qua opzet en effect. Dat komt ook door Ditlevsens persoonlijke stijl, die bestaat uit korte, afgemeten zinnen die precies uitdrukken wat ze wil zeggen zonder een woord te veel.’ - Trouw

‘Het is knap hoe Ditlevsen tegelijk de eenvoud van kindergedachten en -taal kan vatten, en er toch veel meer in legt. Ze is een sterk observator. Ze voelt sfeer en emotie aan, veel meer dan de volwassenen die haar omringen. Het is dan ook geen toeval dat Tove troost vindt in literatuur - 'in mij begonnen lange, merkwaardige woorden als een beschermend vlies over mijn ziel te kruipen' - en dat ze ervan droomt een beroemd schrijver te worden.’ - De Standaard

‘Het is een taal die blinkt en klatert, waarin de meest alledaagse woorden beginnen te glinsteren en zwanger zijn van onverwachte betekenissen. Eenvoudig en zangerig als een kinderliedje, maar onderhuids broeiend en opgejaagd door een rusteloze melancholie.’ - De Tijd

‘Een van de beste boeken de laatste tijd gelezen’ - Algemeen Dagblad