Elizabeth Harrower
De wachttoren (Atlas Contact)
Boek
De zussen Laura en Clare verliezen hun vader en worden door hun moeder in de steek gelaten. Laura’s werkgever Felix werpt zich op als hun redder. Hij is zelfs bereid met Laura te trouwen, als zij hem hebben wil. Beetje bij beetje laten de twee zussen zich meezuigen in zijn obsessies, zijn wreedheid en zijn dwingelandij, terwijl op de achtergrond de Tweede Wereldoorlog woedt. Harrowers beschrijving van Clares worsteling om zichzelf overeind te houden, is briljant en aangrijpend.
Biografie
Elizabeth Harrower (Australië, 1928) is een van de grote naoorlogse Australische schrijvers, omschreven als een ‘subtiel psychologe’. Na vier romans stopte ze abrupt met schrijven. In 2012 werd De wachttoren herontdekt.
Vertaler
Nicolette Hoekmeijer (1962) vertaalde onder andere werk van Toni Morrison, Edward St. Aubyn en, samen met Molly van Gelder, John Irving.
Ze is tevens docente aan de VertalersVakschool in Amsterdam en verzorgt regelmatig vertaalateliers voor de Master Literair Vertalen (UU).
Daarnaast is ze een van de drijvende krachten achter de Vertalersgeluktournee van het Nederlands Letterenfonds.
Fragment
‘Je bent nu een volwassen vrouw, Laura, en je moet zelf weten wat je doet, of je een andere baan zoekt of bij hem blijft,’ zei haar moeder. ‘Meneer Shaw is altijd goed voor je geweest.’ ‘Hoe dan?’ wilde Clare weten, die met een schalkse blik in haar lichtgrijze ogen opkeek van haar huiswerk en het uiteinde van haar lange vlecht als een scheerkwast langs haar kin haalde.
Laura’s ogen vonden die van haar zus en ze grijnsde ongemakkelijk. (Je moet zelf weten wat je doet!) Meneer Shaw – Ze kende hem nauwelijks. Hij zei weinig. Hij had haar nog niet één keer bij haar naam aangesproken. ‘Jij,’ zei hij. Ze was eerder verbaasd dan gevleid geweest dat hij haar wilde meenemen, al had ze zich zéker ook gevleid gevoeld. (Je moet zelf weten wat je doet!) En als hij de verpakkingsmaterialenfabriek van de hand deed, kon het haast niet anders of hij wilde investeren in een leuker, en dus interessanter bedrijf?
‘Hoe dan?’ vroeg Clare opnieuw, terwijl ze zachtjes op het uiteinde van haar vlecht kauwde.
‘Of speelt er soms iets met die man waarover je me niets hebt verteld, Laura?’
‘Nee. Wat bedoel je?’
‘Afgelopen kerst heeft hij je kousen en chocolade gegeven. Toegegeven, de meisjes kregen een bonus, maar je zou natuurlijk ook niet willen dat jullie over één kam worden geschoren.’
Meneer Shaw – Laura dacht even in stilte na. Als hij al iets zei, dan was het onveranderlijk over het werk. Soms bleef hij onaangekondigd een paar dagen weg, maar bij terugkeer nam hij haar nooit in vertrouwen, hij zei nooit: ‘Ik ben een paar dagen gaan vissen’, of: ‘Ik was verkouden.’ Ze kreeg geen hoogte van hem.
‘Een pond per week opslag!’ zei Clare, waarbij ze het uiteinde van haar vlecht spreidde als een waaier. ‘Toch is het dat niet waard, als je hem niet aardig vindt.’
‘Wie zegt dat ze hem niet aardig vindt?’ Stella Vaizey was boos. ‘Hij heeft gezegd dat ze het thuis moest bespreken. Het lijkt me een bijzonder aardige man.’
‘Ik ga met hem mee.’
‘Doe wat je wilt, Laura. Ik wil je op geen enkele manier beïnvloeden.’ Mevrouw Vaizeys betrokkenheid bij haar bridgeclubje lag lichtjaren voor op welke andere emotionele band ook.
Clare begon aan haar volgend schooljaar.
Meneer Shaw kocht een bijna ter ziele gegane pralinefabriek niet ver van zijn vorige bedrijf. (‘Misschien kan ik mijn vriend Jack nog eens een handje helpen.’) Hij verwachtte volledige toewijding van Laura en zij stortte zich elke dag opnieuw op haar werk, gewend als ze was oudere mensen te geven wat ze willen, en in de hoop eindelijk eens haar hersens te kunnen gebruiken. Destijds had ze het lastig gevonden verpakkingsmateriaal serieus te nemen, wat nodig was om erin te kunnen handelen, en nu kostte het haar ook enige moeite pralines serieus te nemen; maar de dagelijkse routine, die haar uiteindelijk had doen berusten in haar bestaan, bleek een goede leerschool. Géld, dat was iets wat ze steeds serieuzer ging nemen.
[…]
‘Ik wil je iets laten zien.’ Het was vrijdagmiddag en meneer Shaw en Laura zaten samen in de auto. Laura had heel beleefd in allerlei winkels in het centrum de pralines afgegeven, terwijl hij de motor liet lopen. Nu ze weer op weg waren naar Manley, draaide hij onverwacht een straat in Neutral Bay in, niet ver van de haven. ‘Ik heb gisteren een huis gekocht.’
Het was een prachtige, witgeschilderde bungalow, met grijze dakleien en brede, schaduwrijke veranda’s met smeedijzeren ornamenten. Een buurt met brede lanen. Een buurt met peperboompjes en camelia’s en gardenia’s met donkere, glanzende bladeren. In de tuin achter het huis stonden fruitbomen en in twee daarvan hingen reusachtige, heerlijk geurende citroenen.
De kamers waren ruim en koel, helemaal klaar voor alle meubels en versieringen die de nieuwe eigenaar zou meebrengen. Een patroon van bladeren, kriskras en flikkerend, deinde en trilde op de kale witte wand van de salon toen de populieren aan de zijkant van het huis heen en weer bewogen en schaduwen naar binnen joegen.
‘Nou, wat zeg je ervan? Wat vind je van het uitzicht?’ Meneer Shaw was zo merkwaardig uitgelaten dat Laura zich even afvroeg of het huis echt van hem was of dat hij een grap met haar uithaalde.
‘Het is prachtig. Ik heb nog nooit zo’n mooi huis gezien.’
Ze keek door de kale, openslaande tuindeuren, liet haar blik van het groene gras en de bloeiende heggen naar de blauwe haven vol schepen glijden, en vervolgens naar de stad erachter. Ze had geen idee wat er in haar omging.
‘Zou je meneer Shaw kunnen vragen of hij ook een baantje voor Clare heeft, nu ze veertien is?’
‘O nee!’
‘Waarom niet? Het is ook goed genoeg voor jou. Ik bedoel niet in de fabriek, maar als hulpje van jou.’ Mevrouw Vaizey draaide het deksel van haar pot handcrème en ze keek haar oudste dochter onverstoorbaar aan.
‘Eh…’ Laura zweeg.
‘Misschien werk je liever niet met haar samen, daar kan ik wel in komen.’ Mevrouw Vaizey verhief haar stem enigszins en ze masseerde de verzachtende crème in de huid van haar handen.
In de keuken stond Clare aan de afwas – een mooi, opstandig, lui, humeurig, zwijgzaam, cynisch meisje.
‘O, wat is het toch een lastig kind!’ Met een onverschillige ongedurigheid schudde mevrouw Vaizey haar hoofd; er waren andere, dringender kwesties die om haar aandacht vroegen. Ze haalde adem, peinsde en met een laatste blik in de richting van de keuken wreef ze in haar glibberige handen. Met Laura had ze nooit problemen gehad; Laura had zich nooit zo opgesteld. Op bepaalde momenten leek er haast iets dreigends in het kind te schuilen. Een zekere felheid. Men zei wel eens dat iemand net een gekooide tijger was en mevrouw Vaizey wist precies wat er dan werd bedoeld.
Clare schraapte een aangebrande juspan schoon en luisterde ondertussen naar de onsamenhangende tekst van het filosofische ‘Bluebird of Happiness’.
Laura wilde de blauwe chenille sprei over het bed van haar moeder slaan, maar aarzelde even. Uiteindelijk deed ze het toch en ze boog zich over het bed om de sprei onder de kussens te schuiven.
‘Nou niet gaan mokken, Laura. Dat wil ik niet hebben. Jij vindt zeker dat ze naar de secretaresseopleiding zou moeten? Ja, we weten allemaal dat jij een gevierd specialist zou zijn geworden, of een tweede Melba, maar Clare heeft helemaal geen ambitie. Over een paar jaar zijn jullie allebei getrouwd. Maar goed, als jullie dat allebei willen kunnen we wel iets regelen. Clare! Kom eens hier!’
‘Wat is er?’
‘Dat zal ik jullie vertellen. Jullie oom Edward wil dat ik weer naar Engeland kom, naar Somerset, waar hij inmiddels van zijn pensioen geniet. Er wordt naar me gevraagd. Mijn vroegere vrienden missen me. In dit land heb ik me nooit echt thuis gevoeld. Voor jullie is het anders. Jullie weten niet beter.’
De gezichten van de meisjes leken niet eens in staat uitdrukking te geven aan hun gevoelens.
Laura ging op de rand van het bed zitten. ‘Blijven wij hier achter? Gaat u midden in de oorlog naar Engeland?’
‘Het kan niet eeuwig duren. Ik zou hoe dan ook gaan.’
‘De andere kant van de wereld,’ zei Laura.
Clare stond op. Ze was duizelig.
Mevrouw Vaizey draaide haar hoofd weg van de driedelige spiegel zodat ze haar dochters kon aanschouwen, en hun verbazing. Ze zei op vriendelijke toon: ‘Het heeft geen enkele zin om steeds maar weer te beginnen over de oorlog. Oom Edward regelt vanuit Engeland mijn overtocht. Hij heeft contacten. En tegen de tijd dat ik ga zal Clare haar draai wel hebben gevonden op het werk en dan zijn jullie twee vrijgezelle jonge vrouwen. Wat is daar mis mee? – Laura, ik wil dat je meneer Shaw maandagochtend vraagt of hij goedkoop aan een scheepskist voor me kan komen.’
‘Welk werk?’ wilde Clare weten.
‘Worden die dan nog gemaakt?’ Laura joeg een vlieg van haar knie. ‘Scheepskisten?’
Leesclubs
17 januari staat het Centrum van Utrecht in het teken van de Schwob-winteractie. Op 9 locaties leiden ambassadeurs 9 leesclubs over de herontdekkingen van deze winter met aansluitend Schwobfest in de Winkel van Sinkel.
Sluit aan bij de leesclub over De wachttoren in het Aboriginal Art Museum op de zondagmiddag van 14.00 tot 16.00 uur en kom aansluitend naar Schwobfest in de Winkel van Sinkel voor een feestelijke borrel met live muziek en klassiekersquiz!
Kaartjes kosten € 25 inclusief het boek en een welkomstdrankje bij Schwobfest. Ze zijn verkrijgbaar via het Literatuurhuis en via de Utrechtse boekhandels Lijnmarkt en Savannah Bay.
Als je meer wilt weten over deze zondag, klik hier.
Reacties
'... een voortreffelijke vertaling (...) een soort Blauwbaard in Australië.'
– Toef Jaeger, NRC (2016)
***
'Elizabeth Harrower's tale of a cruel and oppressive marriage is a forgotten gem of Australian literature.'
– Anita Sethi, The Guardian (2016)
***
'Een boek dat je meetrekt in een bizarre en ontstellende wereld waarin vrouwen proberen te overleven ondanks hun afhankelijkheid van mannen.'
– deelnemer van de Schwob-leesclub