Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
S. Yishar - Het verhaal van Chirbet Chiz'a

2013 | Athenaeum-Polak & Van Gennep | € 14,95 | paperback, 96 blz. | vertaald door Ruben Verhasselt

S. Yishar

Het verhaal van Chirbet Chiz'a (Athenaeum-Polak & Van Gennep)

Boek

Het verhaal van Chirbet Chiz’a sloeg in als een bom toen het in 1949 werd gepubliceerd. Het werd onderwerp van felle debatten, en de discussie erover is nooit meer gestaakt. Meer nog dan een geëngageerd boek wordt Yizhars novelle beschouwd als een van de belangrijkste werken van de moderne Hebreeuwse literatuur. Het is een ijzingwekkend verhaal over angst, vervreemding, en over het conflict tussen individu en staat in tijden van oorlog.

In de nadagen van de Onafhankelijkheidsoorlog (1948) trekt een groep jonge Israëlische soldaten door een heuvellandschap naar het Palestijnse boerendorpje Chirbet Chiz’a. Hun opdracht: ‘de bewoners […] te verzamelen, hen op de wagens te laden en hen tot voorbij onze linies te transporteren; de stenen huizen op te blazen en de lemen hutten te verbranden’. In een lyrische, bedwelmende stijl doet S. Yizhar verslag van die missie.

Het verhaal van Chirbet Chiz’a sloeg in als een bom toen het in 1949 werd gepubliceerd. Het werd onderwerp van felle debatten, en de discussie erover is nooit meer gestaakt. Meer nog dan een geëngageerd boek wordt Yizhars novelle beschouwd als een van de belangrijkste werken van de moderne Hebreeuwse literatuur. Het is een ijzingwekkend verhaal over angst, vervreemding, en over het conflict tussen individu en staat in tijden van oorlog.

Biografie

Yizhar Smilansky (1916–2006), die bekend werd als S. Yizhar, was een Israëlische schrijver en politicus.

Meer informatie

Vertaler

Ruben Verhasselt vertaalt literatuur uit het Jiddisch en het Hebreeuws, waaronder vrijwel het complete oeuvre van Meir Shalev en werk van Etgar Keret, David Grossman en Sayed Kashua.

Fragment

Niemand weet beter wat wachten is dan soldaten. Altijd en overal zijn soldaten aan het wachten en wachten: wachten in hooggelegen stellingen, wachten op de aanval, wachten voor vertrek, wachten tijdens een wapenschorsing; er is het genadeloos lange wachten, er is het opgewonden, bezorgde wachten en er is ook het verveelde wachten dat alles verteert en verbrandt, zonder vuur en zonder rook, zonder doel en zonder wat dan ook. Je installeert je ergens op een plek, je gaat er liggen en je wacht. En waar hebben we niet gelegen?

Er was een tijd, toen we net waren begonnen de veroverde dorpen binnen te gaan, dat we nog zo kieskeurig waren dat we liever de hele dag bleven staan of lopen om maar niet te hoeven gaan zitten op de grond van het dorp, die geen akkergrond was, maar een rottende, misselijkmakende laag vuil, waar generaties op gespuugd en gewaterd hadden en hun eigen uitwerpselen en die van hun koeien en kamelen hadden achtergelaten – die stoffige stukjes grond rondom de hutten, vergeven van de stank van het afval van krappe, armoedige menselijke onderkomens. Alles was er vies en iets oppakken was walgelijk – maar al diezelfde middag lagen we allemaal languit op die ziekmakende, bepiste grond, op ons gemak, ons hart tegen alles gehard, nu en dan uitbarstend in gelach dat de ogen vertroebelde.

Ah, de dagen in onze hooggelegen stellingen. We hadden daar een keer een gedrongen jongen met een pokdalig, donker gezicht en schapenwolachtig haar, die de mensen vermaakte met grimassen en bijpassend gekronkel, gekleed in een vies onderhemd, en die voor de duizendste keer deed alsof hij in de radiotelefoon sprak en met schorre stem zijn boodschap herhaalde: ‘Versta je me, schatje, versta je me? Ik ben op de heuvel, ik ben op de heuvel, bij de ruïnes, bij de ruïnes, en ik heb je nodig, ik wacht op je – versta je me, schatje, over!’ Het publiek vatte meteen de bedoeling en barstte uit in een gejuich, dat door de vrees dat er een eind aan zou komen langer aanhield dan gerechtvaardigd was.

Hondenlijken lagen te stinken en niemand maalde erom. Hele dagen in het doodse stof, de muffe verveling, het bedrukkende gevaar en het onontkoombare vuil. We lagen te wachten op wat komen zou. Of op wat dan ook. Er was niemand meer zo recht in de leer dat hij zichzelf bespoot tegen de vlooien. Je zeeg gewoon neer in een beschaduwde kuil en ging liggen. En als de zon draaide, wierp je die een verwijtende blik toe en verroerde geen vin – de zon mocht uiteenspatten, jij bleef liggen waar je lag. En als eindelijk een aangenaam zeebriesje opstak en het de gordijnen van stoffige viezigheid, die verzengd en boos in de lucht hingen, een beetje optrok en rimpelde, flakkerde in je binnenste ook goede hoop op, op iets wat ondanks alles bestond. Onmiddellijk loste het trieste gejammer in je op en begon iedereen te denken aan meisjes. Aan iets wat ze als meisjes allemaal hadden en aan iets van een van hen in het bijzonder – maar nog voor de wind zijn vleugels had ingevouwen, hadden troebele stromen met overweldigende kracht dat weinige goede dooreengewoeld, en ten slotte was er niets meer van over dan een soort drabbige gronderigheid. Meteen ontstond de behoefte wraak te nemen, te breken en kapot te slaan, op zijn minst iets te vertrappen. Dus ranselden ze de kameel die de piepende, lekkende noria aandreef tot hun handen er ruw van werden en schopten ze de oude Arabier die was achtergebleven om het irrigatiewater op te pompen en die er zo op gebrand was zich nuttig te maken en zo bang was dat het dier verloren zou gaan dat hij de halster van de kameel vasthield en urenlang met hem mee draaide, almaar in de rondte, samen met de kameel; ze vuurden tientallen kogels af op een verschrikte hond tot hij neerviel en gingen met iemand een ruzie op leven en dood aan, waarna ze weer vervielen in verveling en nietsdoen, en in saaie, walgelijke maaltijden: happen nemen, wegkauwen en het blikje zo ver mogelijk naar de hel slingeren of trappen, er meer van zulke verwensingen op laten volgen en dan weer wachten tot er iets zou voorvallen, zich onmiddellijk zou aandienen, tot er eens iets zou gebeuren, verdomme!

Reacties

Hoe vaak kun je zeggen dat een aangrijpend boek je doet worstelen met je geweten? - The Times

Een verbijsterende en onrustbarende vertelling - Michaël Zeeman

Lees het essay dat Zeeman over dit boek schreef.