Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Carmen Laforet - De nieuwe vrouw

2021 | Orlando | € 24,99 | Gebonden, 204 blz. | Vertaald door Jacqueline Visscher

Carmen Laforet

De nieuwe vrouw (Orlando)

Boek

Spanje, jaren vijftig. Paulina besluit haar leven in eigen hand te nemen en zich los te maken van alle mannen van wie ze afhankelijk is. Op haar dertigste besluit ze te scheiden van haar man, haar affaire met haar minnaar te verbreken en een nieuw leven te beginnen in Madrid, als alleenstaande moeder met kind. Dankzij haar vastberadenheid en haar spirituele zoektocht slaagt Paulina erin de vrijheid te vinden die haar in staat stelt ‘een nieuwe vrouw’ te worden.

Carmen Laforet was haar tijd ver vooruit en vertelt in De nieuwe vrouw over de zoektocht van een vrouw die naar vrijheid smacht in een wereld waarin die haar volledig wordt ontzegd.

Biografie

een foto van schrijfster Carmen Laforet

Carmen Laforet (Barcelona 1921 – Madrid 2004) groeide op in Gran Cranaria. Ze debuteerde op haar drieëntwintigste met de roman Nada, waarvoor ze de Premio Nadal ontving. Laforet bereikte met Nada een cultstatus onder verschillende generaties, te vergelijken met die van De avonden in Nederland. Hoewel ze vanaf de jaren zeventig steeds meer afstand nam van de literaire wereld, werd ze begin deze eeuw internationaal herontdekt.

Meer informatie

Vertaler

Jacqueline Visscher heeft Spaanse taal en cultuur gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Sinds 2004 vertaalt ze romans uit het Spaans, aanvankelijk in combinatie met een docentschap aan genoemde universiteit en later voltijds. Inmiddels heeft ze ruim dertig werken vertaald, onder meer van Paola Kaufmann, Elia Barceló, Care Santos, Marcela Serrano (samen met Harriët Peteri) María Dueñas, Bernardo Fernández, Manuel Moyano, Santiago Pajares en Eva García Sáenz de Urturi.

Fragment

Hij pakte zijn portefeuille en koos losjes een paar grote biljetten uit. Intussen praatte hij, traag, stroef…

‘Alsjeblieft. Ik ben van plan in oktober te komen, als het niet genoeg is tot die tijd, waarschuw me dan even, goed…? Wanneer ik er ben regelen we alles definitief. Het lijkt me dat je tijd hebt om na te denken, in twee maanden… Ik ook… Maar eigenlijk weet ik nu al dat ik hier zal blijven. Dit is wat ik zocht, al jaren, zonder het te beseffen. Denk jij maar na over alles. Ik wil geen druk uitoefenen… Je weet dat ik geen druk op je wil uitoefenen… Maar houd rekening met Miguel; nou ja, kijk maar… Ik neem Miguel hoe dan ook mee in oktober. Hij zal intern moeten, of… We zien wel.’

Paulina begreep dat het heel belangrijk was wat Eulogio zei, ondanks zijn vaagheid. Ja, het was misschien belangrijk… Het had te maken met het leven van hen beiden en met de toekomst van hun zoon. Ze luisterde, haar donkere ogen wijdopen, als twee grote, zwarte inktvlekken. Maar ze was niet in staat iets te zeggen. Ze was evenmin in staat na te denken over wat ze hoorde.

Ze had de biljetten nog in haar hand, aarzelde om ze in haar tas te stoppen. Haar gezicht stond strak. Eulogio drong aan.

‘Als je meer nodig hebt, dat zei ik al, bel me dan of schrijf me een paar regels… Goed… En als je iets anders besluit, je weet het…’

Eulogio’s houding was liefdevol, beschermend. Alsof hij het tegen een kind of een zieke had.

Paulina bedacht dat het haar veel moeite zou kosten om te praten. Als ze praatte, zouden haar ogen zich met tranen vullen. Die gewaarwording leek haar vreselijk. Ze wachtte even. Langzaam borg ze het geld op en toen ze besefte dat het smalspoortreintje zou vertrekken kwam er heel nors en schor een ‘dank je’ uit.

Eulogio, die de koffer van de vrouw al op zijn plek had gelegd, pakte haar bij de schouders en gaf haar een snelle, simpele kus. Toen zag hij haar in de trein verdwijnen.

De trein was piepklein, komisch, met zijn drie klassen reizigers. Een oude locomotief, met een grote schoorsteen, floot en stootte witte pluimpjes rook de zo donkere en beklemmende vroege avond in. Paulina verscheen niet bij het raampje.

Eulogio bleef alleen achter, wat stijfjes en hulpeloos daar op het perron. Arme Paulina! dacht hij. Waarom ze zo arm was, wist hij niet goed… Maar zelfs hij, die het niet gewoon was zich in dergelijke kwesties te verdiepen, zag het verdriet in haar ogen. In de tijd dat Eulogio nog niet het geluk van werkelijk interessant werk had gevonden, in de tijd dat niets dan belemmeringen, moeilijkheden en ambities aan zijn ziel hadden geknaagd, had Eulogio die droeve zwarte poelen in Paulina’s ogen even gewoon als onaangenaam gevonden. Nu was het anders. Bovendien was ze echt ziek geweest…

De trein verdween in een scherpe bocht van de vallei. Hij zou de hele loop van de rivier de Robre volgen, tot achter in de omsloten vallei. Daarna zou hij afzwenken naar Ponferrada. In die plaats zou Paulina de sneltrein uit Galicië moeten nemen. Op dat moment had Eulogio de indruk dat hij zijn plicht niet helemaal naar behoren had gedaan. Hij had tot daar met haar mee moeten gaan, ervoor zorgen dat ze op haar gemak was… Er waren dingen die Eulogio van jongs af aan had geleerd met betrekking tot vrouwen. Kleine verplichtingen die zijn moeder hem als heilig had ingeprent. Dat nam niet weg dat hij soms hard was als steen… Nu schaamde hij zich voor de grote, onverkwikkelijke ruzies die hij met Paulina had gehad, nog maar een paar maanden eerder… Schaamte is iets vreemds. Ze wroet in iemand, tot ze op het meest onverwachte moment de kop opsteekt. Eulogio had geen medelijden voor Paulina gevoeld in het voorbije, lange jaar waarin elk gebaar van de vrouw hem irriteerde. En destijds had zij nog wel geprobeerd hem te behagen, of zich althans gedwee naar zijn wensen te voegen… Nu Paulina dusdanig was veranderd dat ze een vreemde voor hem was, nu ze hem volstrekt links liet liggen (hadden ze ooit alleen met elkaar gesproken sinds ze het bed kon verlaten na die ziekte waaraan ze bijna was gestorven?) nu ze zich in het huis van Eulogio’s moeder had gedragen als een eregast, vol nukken en grillen… Juist nu, op dit moment, voelde Eulogio een vage wroeging, een vreemde schaamte, iets waardoor hij het niet waagde Paulina te veroordelen of tegen haar in te gaan.

Eulogio stak de brug over. Zijn blauwe ogen schitterden levendig, rond, in zijn blakende, gebruinde gezicht. Zijn voorhoofd was gefronst. De lucht drukte zwaar en hij wilde dat het onweer eindelijk eens zou losbarsten. Een blond jochie hing over de reling van de brug naar het water te kijken. Andere boefjes waren daar beneden aan het zwemmen, in hun blootje. Eulogio dacht eraan dat Paulina niet eens had gewacht tot Miguel terug was, die twee weken in het gehucht doorbracht, waar ze een huis in het bos hadden, om afscheid te nemen… De laatste tijd leek zelfs haar zoon haar niet te interesseren. Toch had ze toegewijd aan de jongen geleefd, tien jaar lang.

De donder begon de wereld te vullen met waarschuwingen, alsof van het ene op het andere moment de bergen naar beneden zouden storten. Vreemd was de kalmte in het dorp, de onverstoorbaarheid van de rook uit de schoorstenen, van de donkere daken, van de donkere bomen. Hij zag duidelijk de zigzag van een elektrische ontlading, daarboven, tussen de wolken, en een vreselijk lawaai, alsof de steile rotsen al naar beneden kwamen, dreunde door de hele vallei… Eulogio was blij met die flits, met die donder. Spoedig zou het regenen.