Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Barbara Pym - Een tamme gazelle

2022 | Van Maaskant Haun | € 18,50 | Gebonden, 144 blz. | Vertaald door Anda Schippers

Barbara Pym

Een tamme gazelle (Van Maaskant Haun)

Boek

Dit is de onnavolgbare wereld van een klein Engels dorpsleven, waarin twee ongehuwde zusters van middelbare leeftijd eeuwig onbeantwoord verliefd zijn op allerhande geestelijken. Belinda droomt al sinds haar studententijd in stilte over de zeer humeurige dominee, terwijl Harriet het liefst jonge, bleke hulppredikanten bemoedert en vetmest.

Ze wonen samen in het dorp, waar ze een belangrijke rol spelen in het sociale leven. Het verhaal volgt hun dagelijks leven, van triviale bezigheden als het stoffen van de slaapkamer – om van daaruit beter de buren te kunnen bespieden – tot hoogtepunten als de huwelijksaanzoeken van een ietwat louche bibliothecaris. Iedere vileine dialoog, iedere weergegeven gedachte bevat een dubbele bodem, en de tragiek van deze onzinnige levens wordt des te groter door Pyms mildironische blik die er op los wordt gelaten.

Biografie

Barbara Mary Crampton Pym

Barbara Mary Crampton Pym (1913-1980) werd van jongs af aan door haar ouders gestimuleerd om te schrijven en creatief te zijn. In 1931 ging ze Engels studeren in Oxford, waar ze bevriend raakte met de toekomstige romanschrijver en literatuurcriticus Robert Liddell, die haar vroege werk las en zinvolle feedback gaf.

Barbara Pym beschikte over een uniek vermogen om personages te creëren die zowel excentriek als beminnelijk waren. Vaak werden haar heldinnen oude vrijsters genoemd. De ‘spinsters’ van Pym zijn allemaal sterke vrouwen die grote waarde hechten aan hun onafhankelijkheid, waarmee ze niet beantwoorden aan de norm die toenmalige schrijvers hanteerden voor een oude vrijster.

Ze schreef in totaal twaalf romans. Een tamme gazelle is haar eerste. Scherpe, soms deprimerende observaties van het kleine en alledaagse, maar ook humor en levenslust kenmerken haar werk.

Vertaler

Anda Schippers (1962) is Neerlandica en al haar hele leven bezig met taal en literatuur. Ze werkte jarenlang als tekstschrijver, redacteur, columnist en vertaler, en richtte zich na een opleiding aan de Vertalersvakschool op het vertalen van Engelse literatuur, met een grote voorliefde voor ‘vergeten’ auteurs.

Fragment

O, iets om te koest’ren, al was ’t niet meer
Dan een tamme gazelle, of een duifje teer.
– Thomas Haynes Bayly

Hoofdstuk 1

Het leek een heel aardige jongeman, de nieuwe hulppredikant, maar als hij ging zitten, kwam helaas zijn lange onderbroek tevoorschijn, nonchalant in zijn sokken gepropt. Belinda had het gezien toen ze hem vorige week op de pastorie had ontmoet, en ze had het nogal gênant gevonden. Misschien kon Harriet hem erop wijzen. Onbekommerd en vrolijk als ze was, kon ze dit soort kleine, ongemakkelijke kwesties veel beter afhandelen dan Belinda met haar schuchterheid. Hij had natuurlijk het volste recht om te denken dat ze zich met hun eigen zaken moesten bemoeien, maar als ze moest afgaan op het niveau van zijn eerste preek betwijfelde Belinda of hij wel echt tot denken in staat was.

‘We zouden wel wat zeventiende-eeuwse bezieling en welsprekendheid voor de preekstoel van nu kunnen gebruiken,’ had ze verzucht tegen haar zus Harriet, een goedgeklede, gezette vrouw van in de vijftig.

‘Nee zeg, daar moeten we hier niets van hebben,’ had Harriet onverbloemd geantwoord. Zij had elke intellectuele ambitie allang laten varen, terwijl Belinda, ook al was ze nooit als de intelligentste van de twee beschouwd, nog wel flarden waren bijgebleven van de algemene ontwikkeling uit haar studententijd. Zelfs nu nog begonnen haar zachte, groenige ogen, zo keurig verborgen achter een hoornen bril, te stralen zodra Nachtgedachten van Edward Young ter sprake kwam, of het aardige Gedichten bij verschillende gelegenheden van de graaf van Rochester.

Harriet en zij waren allebei ongetrouwd gebleven, maar zoals altijd was Harriet helemaal vol van de nieuwe hulppredikant en ze zou zich bij hem ongetwijfeld weer net zo aanstellen als bij zijn voorgangers. Ze was vooral gek op het vertroetelen van jónge geestelijken, en haar veelvuldige tripjes naar hun kamers vormden nogal eens aanleiding tot geklets: mensen roddelden nu eenmaal graag, zeker over zo’n respectabele juffrouw en steunpilaar van de kerk als Harriet Bede. Er zat natuurlijk helemaal niets onbehoorlijks aan die bezoekjes; ze nam altijd een cake mee die net uit de oven kwam, wat verse eieren of fruit – die arme zielen zagen er vaak uitgehongerd uit – en soms zelfs een zelfgebreide trui of een paar sokken, waaraan zij in een vlaag van enthousiasme was begonnen, maar die meestal met wat minder geestdrift door Belinda werden afgemaakt. En natuurlijk nodigde Harriet ze steevast uit om te komen eten.

Kwam hij nu vanavond al, vroeg Belinda zich verstrooid af. Ja, dat moet wel, besloot ze, na een blik op de schaal met buitengewoon fraaie peren op het tafeltje bij het raam en de vazen met dure chrysanten van de bloemist, terwijl er in de tuin herfstasters stonden waar niets aan mankeerde. Ach, die Harriet; spilziek kon je haar niet noemen, maar ze was wel wat overdadig in haar gastvrijheid. De eerwaarde Edgar Donne was ongetwijfeld een eenvoudige jongeman die niet veel zou verwachten. Van geestelijken nam je toch eigenlijk altijd aan dat ze niet op enige materiële luxe rekenden... Belinda aarzelde, want ze dacht aan de predikant zelf, aartsdeken Henry Hoccleve, van wie je dat niet bepaald kon zeggen. Maar haar dierbare Henry was nu eenmaal anders; in sommige opzichten leek hij niet eens een geestelijke. Want hoewel Belinda nu al ruim dertig jaar trouw van hem hield, moest ze soms wel toegeven dat hij maar weinig deugden bezat die iedereen vanzelfsprekend vond voor de voorganger van een gemeente. Zijn artikeltje in de kerkbode van deze maand, waarin hij de komst van de nieuwe hulppredikant aankondigde, was wrevelig en neerbuigend van toon. Een buitenstaander zou dat misschien niet helemaal gepast vinden voor een aartsdeken, maar in het dorp waren ze eraan gewend.

‘Tegen de tijd dat u dit leest, bevindt de eerwaarde Edgar Donne – zijn naam moeten we natuurlijk uitspreken als “Dun” – zich al in ons midden,’ schreef hij. ‘Niemand kan zo verheugd zijn over zijn komst als ik; niemand van u heeft enig idee hoe zwaar de afgelopen weken mij zijn gevallen. Bij gebrek aan een hulppredikant kon ik onmogelijk de vakantie nemen die ik zo dringend nodig heb en ik zag mij genoodzaakt enkele diensten af te zeggen, omdat ik mezelf er niet toe in staat achtte nadat de hulpvaardigheid die ik hoopte te ondervinden van mijn collega-predikanten van de buurgemeenten uitbleef...’

Dat was natuurlijk een sneer naar de eerwaarde Edward Plowman, die zo’n hekel had aan de aartsdeken, maar ja, wat wilde hij ook na die onenigheid met kanunnik Harvey, dacht Belinda, die wel zou willen dat ze zich ‘diacones Bede’ mocht noemen en zelf de preekstoel kon beklimmen. Maar het was zelfs een diacones niet toegestaan de ochtendviering voor te gaan – en Henry had uiteraard juist de vróége diensten afgezegd – terwijl vrouwelijke voorgangers in niet-anglicaanse kerken wel dezelfde status hadden als mannen, meende ze.

‘Belinda!’ Haar gedachten werden onderbroken door de ongeduldige stem van Harriet. ‘Het is bijna zeven uur en meneer Donne komt zo.’ Harriet kwam in de deuropening staan met alleen een kunstzijden hemd en onderbroek aan, alsof haar lijfelijke aanwezigheid in de kamer beter tot Belinda door zou laten dringen hoe laat het al was.

‘Maar Harriet, de gordijnen zijn nog open!’ riep Belinda geschokt uit. ‘Iedereen kan naar binnen kijken. En ik doe er nooit zo lang over om me klaar te maken als jij, dat weet je.’

‘Ja, maar meneer Donne zal wel stipt op tijd zijn,’ zei Harriet, ‘en het zou heel vervelend zijn als we geen van beiden klaar waren. Ik heb dat kanten sjaaltje van jou geleend, want ik moest iets hebben om de hals van mijn groene jurk mee te bedekken. Misschien had ik toch niet moeten proberen er een V-hals van te maken.’

‘Hm, nee.’ Belinda zei het nogal afwezig, want inmiddels werd ze in beslag genomen door de vraag wat ze zelf aan moest trekken. Ze hoopte dat Harriet niet ook haar zwartfluwelen jasje had geleend, want zo eind september wilde ze dat ’s avonds zelf graag aan. Maar nee, waarschijnlijk was Harriet er.

Reacties

‘Een prettige mix van lichtheid en scherpte, precies goed afgestemd waar het gaat over benefietconcerten, afwijzingen en bezadigd zelfbedrog.’ – Kirkus Reviews

‘Alle belangrijke momenten in deze roman zijn zulke stille, achteloze inzichten, die zonder enige opsmuk worden gepresenteerd, alsof het ongelukjes waren. Ze verbluffen pas wanneer je er van een afstandje naar kijkt en ziet hoe behendig ze verwerven zijn in de schijnbare alledaagsheid van deze roman en hoe ze die illustreren. Een flinke scène, confrontatie of afrekening in wat voor vorm dan ook – het is ondenkbaar in deze roman. Toch is miss Pyms terughoudendheid hierin geen makkelijke kunstgreep, maar precies waar het om gaat.’ – New York Times