Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Tadeusz Borowski - Hierheen naar het gas, dames en heren

2022 | Querido | € 23,99 | Paperback, 416 blz. | Vertaald door Charlotte Pothuizen, Karol Lesman

Tadeusz Borowski

Hierheen naar het gas, dames en heren (Querido)

Boek

In 1951 maakte de Poolse schrijver Tadeusz Borowski, achtentwintig jaar oud, een einde aan zijn leven. Hij liet een uitzonderlijk oeuvre na, waarin hij zijn oorlogs- en kampervaringen verwerkte.

Op twintigjarige leeftijd, in 1943, was Borowski als niet-Joodse Poolse verzetsstrijder gedeporteerd naar Auschwitz, vervolgens in 1944 naar Dachau. Zijn geliefde Maria, die al eerder was opgepakt, vond hij na de oorlog terug. Drie dagen voordat Borowski stierf, werd hun kind geboren. Zijn oorlogservaringen, zoals het afscheid van zijn geliefde, de dagelijkse realiteit in het kamp, de onderlinge strijd om te overleven en de ontmenselijking, verwerkte hij in harde, nietsontziende verhalen en gedichten, die tot de indrukwekkendste literatuur van de twintigste eeuw behoren.

Arnon Grunberg (die met de titel van zijn boek Bij ons in Auschwitz een eerbetoon bracht aan Borowski) en gelauwerd vertaler Karol Lesman verzamelden Borowski’s deels niet eerder vertaalde verhalen en gedichten voor deze uitgave.

Biografie

Tadeusz Borowski (1922-1951) was een Poolse schrijver, dichter en overlevende van de concentratiekampen Auschwitz en Dachau. Na de oorlog stelde hij zijn werk ten dienste van de communistische partij. Zijn vroegtijdige dood wordt geweten aan het feit dat hij zijn talent verraden had ten gunste van Stalin. Borowski’s werk, dat tot de indringendste kampliteratuur gerekend wordt, staat internationaal in hoog aanzien.

Vertaler

Karol Lesman (1951) vertaalde sinds 1979 ruim vijftig titels, waaronder werken van Witkiewicz en Szymborska, uit het Pools – merendeels proza, maar ook poëzie – die meermaals werden bekroond. Lesman ontving de Aleida Schotprijs 1995, de Alfred Jurzykowski Award 1997 en de prijs van de Poolse Pen Club 1999 voor vertalingen van romans van Witkiewicz. In 2009 werd de inzet, initiatief en durf die uit zijn vertaaloeuvre spreken bekroond met de Letterenfonds Vertaalprijs.

Charlotte Pothuizen (1982) studeerde muziekwetenschap en Poolse literatuur aan de UvA en de Universiteit van Warschau. Ze werkte ruim tien jaar als commercieel vertaler in Warschau. Sinds een aantal jaar vertaalt ze uitsluitend Poolse literatuur, zoals het werk van Włodzimierz Odojewski en Szczepan Twardoch.

Fragment

Eerst legden we op het open veld achter de ziekenhuisbarakken een voetbalveld aan. Het veld was ‘goed’ gelegen – aan de linkerkant was het cygański, het kamp voor de zigeuners, met de ravottende kinderen, de bij de latrines zittende vrouwen en de beeldschone flegsters, opgedoft om door een ringetje te halen, aan de achterkant prikkeldraad, daarachter het laadperron met de brede spoorbaan die altijd vol wagons stond, en achter het laadperron het Frauenkonzentrationslager, het vrouwenkamp. Of eigenlijk geen vrouwenkamp. Zo noemden we het niet. We noemden het fkl, en dat was genoeg. Aan de rechterkant van het veld waren de crematoria, een paar achter het laadperron, naast het fkl, andere dichterbij, vlak bij het prikkeldraad. Degelijke gebouwen, stevig in de grond verankerd. Achter de crematoria was een bosje waar je doorheen kwam om bij het witte huisje te komen.

We legden het voetbalveld aan in het voorjaar en nog voordat het klaar was zaaiden we planten onder de ramen en maakten met baksteenpuin rode paadjes rond de blokken. We zaaiden spinazie en sla, zonnebloemen en knoflook. We legden gazonnetjes aan van graszoden die we bij het veld uitstaken. We begoten dat dagelijks met water dat in vaten uit de wasruimte van het kamp werd gehaald.

Toen de begoten plantjes waren opgekomen, waren we klaar met het voetbalveld.

De plantjes groeiden nu vanzelf; de zieken lagen alleen in bed, en wij voetbalden. Elke dag na het uitdelen van de avondporties kwam iedereen die dat wilde naar het veld om een balletje te trappen. Anderen gingen naar het draad en praatten over de hele breedte van het laadperron met het fkl.

Een keer stond ik op doel. Het was zondag, een aanzienlijke menigte flegers en op krachten gekomen zieken stonden om het veld, iemand rende achter iemand of in elk geval achter de bal aan. Ik stond in het doel met mijn rug naar het laadperron. De bal was uit en rolde tot aan het prikkeldraad. Ik rende erachteraan. Toen ik hem oppakte keek ik naar het perron.

Op het perron kwam net een trein aan. Uit de goederenwagons stapten mensen en ze liepen richting het bosje. Van veraf zag je alleen vlekken van jurken. Blijkbaar droegen de vrouwen al zomerkleding, de eerste keer dit seizoen. De mannen deden hun jasjes uit en hun witte overhemden staken fel af. De stoet liep langzaam, er sloten zich steeds nieuwe mensen uit de wagons bij aan. Ten slotte hield hij halt. De mensen gingen op het gras zitten en keken onze kant op. Ik liep terug met de bal en schoot hem het veld in. Hij ging van voet naar voet en kwam met een boog naar het doel terug. Ik maakte er een corner van. Hij rolde het gras in. Opnieuw ging ik hem halen. En toen ik hem oppakte, verstijfde ik: het laadperron was leeg. Er was geen mens meer van de kleurige, zomerse menigte. De wagons waren ook vertrokken. De blokken van het fkl waren perfect te zien. De flegers stonden weer bij het draad en riepen groeten naar de meisjes, die hen van de andere kant van het laadperron antwoordden.

Ik kwam terug met de bal en maakte er weer een hoekschop van. Tussen de eerste en de tweede corner waren achter mijn rug drieduizend man vergast.

Later gingen de mensen via twee wegen naar het bos: via de weg rechtstreeks vanaf het laadperron, en via de andere, vanaf de andere kant van ons ziekenhuis. Ze leidden alle twee naar het crematorium, maar sommige mensen hadden het geluk om verder te gaan, helemaal naar de sauna, die voor hen niet alleen een bad en ontluizing, een kapper en nieuwe, met olieverf beschilderde vodden betekende, maar ook leven. Leven in het kamp weliswaar, maar toch nog altijd leven.

Wanneer ik ’s ochtends vroeg opstond om de vloer schoon te maken, gingen de mensen via de ene en de andere weg. Vrouwen, mannen en kinderen. En ze droegen bundels.

Wanneer ik ging zitten voor het eten, dat beter was dan wat ik thuis at, gingen de mensen via de ene en de andere weg.

In het blok was veel zon, we zetten de deuren en ramen wagenwijd open, we besprenkelden de vloer om stof tegen te gaan. ’s Middags bracht ik de pakjes uit het magazijn die nog in de ochtend van het hoofdpostkantoor in het kamp waren gebracht. De schrijver bracht de brieven rond. De doktoren verbonden, injecteerden en voerden puncties uit. Ze hadden trouwens maar één injectiespuit voor het hele blok. Op warme avonden ging ik bij de deur van het blok zitten en las Mon frère Yves van Pierre Loti – en de mensen gingen en gingen, via de ene en de andere weg.

’s Nachts ging ik voor het blok staan – in het donker brandden lampen boven het prikkeldraad. De weg lag in het duister, maar ik hoorde duidelijk het rumoer van vele duizenden stemmen in de verte – de mensen gingen en gingen. Vanuit het bos stegen vlammen op die de hemel verlichtten, en samen met de vlammen steeg het geschreeuw van mensen op.

Ik keek verdoofd de nacht in, sprakeloos, roerloos. Mijn hele lichaam beefde en kolkte vanbinnen zonder dat ik daar invloed op had. Ik had het niet onder controle, hoewel ik elke trilling voelde. Ik was volstrekt kalm, maar mijn lichaam verzette zich.

Niet lang daarna ging ik van het ziekenhuis naar het kamp. De dagen waren vol grote gebeurtenissen. Aan de Franse kust waren de geallieerden geland. Het Russische front zou in beweging komen en Warschau naderen.

Maar bij ons wachtten dag en nacht rijen treinen volgeladen met mensen. De wagons werden ontgrendeld en de mensen gingen – via de ene en de andere weg.

Reacties

‘Mijn leven kan in twee delen worden opgedeeld. Vóór mijn kennismaking met Borowski, rond 1990, en daarna. Borowski is mijn voorbeeld.’ - Arnon Grunberg

‘In zijn zoektocht naar een passende stijl en een intellectueel perspectief koos Borowski ervoor om te schrijven in de stijl van John Steinbeck en Ernest Hemingway, vermengd met ironie, groteske elementen, contrasten en sarcasme.’ - Porta Polonica