Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Rebecca West - De familie Aubrey

2022 | Signatuur | € 25,99 | Paperback, 608 blz. | Vertaald door Anke ten Doeschate en René van Veen

Rebecca West

De familie Aubrey (Signatuur)

Boek

In het huis van de familie Aubrey hoor je tijdens theetijd arpeggio’s op de piano en flarden geëngageerde discussies. Dit excentrieke gezin woont in Londen, vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Vader Piers is journalist, moeder Clare een voormalig concertpianiste, die haar carrière opzij heeft gezet om voor hun vier kinderen te zorgen: de muzikale tweeling Mary en Rose, de talentloze Cordelia en de kleine Richard Quinn. Ook nicht Rosamund vindt onderdak bij de Aubreys. De spilziekte van vader Piers dreigt de familie voortdurend de financiële ondergang in te helpen, telkens slechts ternauwernood afgewend door moeder Clare. De Aubreys hopen dat kunst hen zal redden van een leven in armoede.

Tussen muziek, politiek, vervulde en gebroken dromen door, zoeken de drie dochters in dit eerste deel van de Aubrey-trilogie hun eigen stem in een patriarchale samenleving.

Biografie

Rebecca West (1892-1983) werd geboren als Cicely Isabel Fairfield en leidde een avontuurlijk en productief leven. Zo publiceert West op achttienjarige leeftijd als suffragette haar eerste artikel in The Freewoman, krijgt een buitenechtelijk kind met H.G. Wells, heeft ze een affaire met niemand minder dan Charlie Chaplin en roept president Truman haar uit tot ’s werelds beste verslaggever. Ze werkte voor verschillende tijdschriften en kranten zoals de New York Herald Tribune en The New Yorker. En ondertussen schreef ze ook nog een plank vol boeken.

West stierf in 1983 op 90-jarige leeftijd en liet een onuitwisbare erfenis achter als bekroond romanschrijver, essayist en recensent. Haar leven vol afwisseling en kritische stellingnames, maakt haar tot een van de meest fascinerende en controversiële stemmen van de twintigste eeuw.

Vertaler

Anke ten Doeschate (1976) werkt sinds 2006 als literair vertaler en ondertitelaar. Aan de Rijksuniversiteit Groningen studeerde ze Nederlandse Taal en Letterkunde (afgestudeerd in de Moderne Letterkunde). Ze vertaalde onder meer de poëzie van Rupi Kaur, romans van Tracy Chevalier, Téa Obreht en Joyce Maynard en non-fictie, zoals het onlangs verschenen Mijn Lijf van Emily Ratajkowski. Anke werkt regelmatig samen met vertalers René van Veen en Anne-Marie Vervelde en was als ondertitelaar werkzaam voor RTL Nieuws. Sinds vorig jaar heeft ze een nieuwe draai aan haar carrière gegeven en staat ze voor de klas op een basisschool in Weesp. Daarnaast blijft ze vertalen.

Fragment

Het bleef zo lang stil dat ik me begon af te vragen of papa en mama ooit nog iets tegen elkaar zouden zeggen. Niet dat ik bang was dat ze ruzie hadden – alleen wij kinderen maakten ruzie – maar wel dat beiden in een droom waren verzonken. Maar toen zei papa weifelend: ‘Weet dat het me allemaal heel erg spijt, liefste.’ Mama reageerde al bijna voordat hij was uitgesproken: ‘Dat doet er helemaal niet toe, vooropgesteld dat het deze keer wel goed komt. En dat zal toch wel?’ ‘Jazeker, daarvan ben ik overtuigd,’ zei papa. Zijn stem kreeg een spottende bijklank. ‘Ik moet toch in staat zijn om te doen wat ze van me vragen? Om de redactie te voeren over zo’n plaatselijk krantje?’ ‘Ach, mijn lieve Piers, ik weet dat je te goed bent voor deze baan,’ zei mama welgemeend. ‘Niettemin is het een godsgeschenk, mogen we van geluk spreken dat meneer Morpurgo toevallig zo’n krant bezit en dat hij zo goed is...’ Ze aarzelde om haar zin af te maken. ‘Me weer te helpen,’ vulde papa afwezig aan. ‘Ja, vreemd dat een rijkaard als Morpurgo zich bezighoudt met zoiets als de Lovegrove Gazette. Naar ik heb begrepen levert het blad aardig wat op, maar voor een man met zoveel belangen is dat een habbekrats. Ik neem echter aan dat wanneer je een fortuin opbouwt er tussen alle pareltjes ook lorren verzeild raken.’ Hij trok zich weer terug in zijn droom. Zijn grijze ogen, die helder onder zijn rechte zwarte wenkbrauwen stonden, priemden naar buiten, door de muren van de zitkamer van de hoeve heen. Hoe jong ik toen ook was, ik wist dat hij zichzelf als miljonair probeerde voor te stellen. Mama tilde de bruine theepot op, schonk hem en zichzelf opnieuw in en zuchtte. Hij richtte zijn blik weer op haar. ‘Het staat je tegen dat ik je op deze eenzame plek achterlaat?’ ‘Nee hoor, ik ben overal gelukkig,’ antwoordde ze. ‘En ik heb de kinderen altijd al een vakantie in de Pentland Hills gegund, zoals ik die op hun leeftijd had. En een boerderij is een perfecte plek voor kinderen. Althans, dat zegt iedereen altijd. Geen idee waarom. Maar dat we het appartement gemeubileerd gaan verhuren, staat me wel tegen. Dat we zoiets moeten doen.’ ‘Ik weet het, ik weet het,’ zei papa bedroefd en geërgerd tegelijk. Dit alles speelde zich ruim vijftig jaar geleden af en het was niet niks waarover mijn ouders zich druk maakten. Indertijd waren maar weinig fatsoenlijke mensen bereid hun woning gemeubileerd te verhuren en fatsoenlijke mensen die zo’n woning wilden, waren al helemaal niet te vinden. ‘Ik weet dat die mensen niet zomaar de zomer in ons huis willen doorbrengen, maar overgekomen zijn uit Australië om hun dochter te bezoeken in het sanatorium van dokter Philip,’ prevelde mama, ‘maar we nemen met al dat mooie meubilair wel een enorm risico door vreemden toe te laten in ons appartement.’ ‘Het is ook wat waard, neem ik aan,’ zei papa nadenkend. ‘Absoluut, het is weliswaar empire,’ zei mama, ‘maar wel van de allerbeste kwaliteit. Tante Clara heeft alles in Frankrijk en Italië gekocht toen ze met die Franse violist was getrouwd en het zijn degelijke en prettige meubels. Ik weet dat het geen chippendale is, maar ik vind die stoelen met de zwanen en die andere met de dolfijnenkoppen echt mooi en die zijden bekleding met bijen en sterren is ook fraai. Als we in Lovegrove een nieuw leven beginnen, zullen we blij zijn met die meubels.’ ‘Lovegrove,’ zei papa. ‘Het voelt heel vreemd om terug te keren naar Lovegrove. Vind jij het ook niet vreemd, Rose,’ vroeg hij terwijl hij me een suikerklontje uit het schaaltje gaf, ‘dat je binnenkort met me meegaat naar een plek waar ik vaak was toen ik nog zo jong was als jij?’ ‘Was ome Richard Quin daar toen ook?’ vroeg ik. Papa’s broer was op zijn eenentwintigste in India overleden aan de koorts. Om hem te onderscheiden van een andere Richard in de familie was hij Richard Quinbury gedoopt. Papa was zo dol op zijn broer geweest dat hij ons broertje naar hem had vernoemd. Wij beschouwden hem als veruit de liefste van ons vieren, dus met de dood van onze oom waren we voor ons gevoel beroofd van een bron van vreugde. Via de verhalen van papa probeerden we hem telkens weer tot leven te wekken. ‘Richard Quin was er ook,’ zei papa, ‘want anders had ik me Lovegrove niet zo goed herinnerd. De plekken waar ik ben geweest zonder hem staan me veel minder duidelijk bij.’ ‘Probeer een huis te vinden in de buurt ervan,’ zei mama. ‘Dat zullen de kinderen leuk vinden.’ ‘Ik vraag me af hoe het ook alweer heette. O ja, Caroline Lodge. Maar dat is natuurlijk al jaren geleden gesloopt. Het was een heel klein huis, maar ook heel charmant.’ Mama begon opeens te lachen. ‘Waarom zou het gesloopt zijn? Jij ziet altijd alles zo somber in. Je gelooft alleen in de toekomst van kopermijnen.’ ‘Uiteindelijk komt het goed met het koper,’ zei een plotseling boze papa kil. ‘Trek je wat ik zeg niet zo aan, liefste!’ protesteerde ze. Zij en ik keken hem bezorgd aan en na een poosje begon hij te glimlachen. Maar toen hij vervolgens een blik op de klok wierp en zei dat hij terug naar het station moest als hij de trein van zes uur naar Edinburgh nog wilde halen, was al het vuur in hem gedoofd, zag hij er weer uit als een verlopen bedelaar, wat zelfs ons kinderen soms opviel. Mama zei liefdevol: ‘Prima, we zouden niet willen dat je je trein mist en dat je dan uren op dat tochtige stationnetje moet rondhangen, ook al houden we je natuurlijk liever zo lang mogelijk bij ons. Maar ik vind het geweldig van je, echt waar, dat je met zoveel dingen aan je hoofd mij en de kinderen hebt geholpen met de reis hierheen.’ ‘Dat is het minste wat ik kon doen,’ reageerde hij somber. Terwijl de wagen naar voren werd gereden, liepen we naar de voordeur en stelden we ons op de puimstenen stoep van de hoeve op. De paardenwei voor ons liep helemaal door tot aan het meer, een donker glinsterende, volmaakt ronde cirkel te midden van de grijsgroene wanden van het dal.

Reacties

‘Rebecca West was een van de reuzen van de Engelse literatuur en zal daar altijd een plaats hebben. Niemand heeft een schitterender proza gebruikt, of meer humor gehad, of de complexiteit van de menselijke aard op een intelligentere manier waargenomen.’ – The New Yorker

‘Engeland, Schotland en Ierland, twee beroemde pianistenzussen en een vader op de vlucht. Een van de beste schrijvers van de twintigste eeuw.’ – Alessandro Baricco

‘Wie de afgelopen jaren de boeken van Jane Gardam en Elizabeth Jane Howard heeft omarmd, krijgt er met Rebecca West een nieuwe Engelse vriendin bij.’ – VPRO Gids

‘Rebecca Wests pen was net zo helder als de mijne, maar wilder.’ – George Bernard Shaw