Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Joan Lindsay - Picknick bij Hanging Rock

2023 | Uitgeverij Mozaïek | € 23,99 | Gebonden, 256 blz. | Vertaald door Rob van der Veer

Joan Lindsay

Picknick bij Hanging Rock (Mozaïek)

Boek

Het is een warme, wolkeloze zomerdag in het jaar 1900. Na een picknick klimmen drie kostschoolmeisjes van het Appleyard College for Young Ladies in de gloed van de middagzon steeds verder omhoog, tot ze in de schaduwen van Hanging Rock uit het zicht verdwijnen. Ze keren niet meer terug. Dit verhaal over de mysterieuze verdwijning van drie meisjes en hun lerares is een van de belangrijkste Australische romans en een feministische klassieker.

Biografie

Joan Lindsay (1896-1984) was een Australische romanschrijver, toneelschrijver, essayist en beeldend kunstenaar. Opgeleid in haar jeugd als schilder, publiceerde ze haar eerste literaire werk in 1936 op veertigjarige leeftijd onder een pseudoniem. In 1967 maakte ze furore met haar meest geroemde werk: Picnick bij Hanging Rock. Ze schreef het manuscript binnen twee weken en hoewel het historische fictie is, laat ze hier en daar doorschemeren dat het gebaseerd zou kunnen zijn op waargebeurde feiten. Juist dit mysterie leidde tot veel reacties van de pers en van haar lezerspubliek.

Vertaler

Rob van der Veer vertaalde eerder werk van o.a. André Brink, Philip Roth, John Banville, Damon Galgut en Nicole Krauss.

Fragment

Iedereen was het erover eens dat het een heel geschikte dag was om bij Hanging Rock te gaan picknicken – een zinderende zomerochtend, warm en zonder wind, waarin de cicaden tijdens het ontbijt zaten te snerpen in de Japanse mispelbomen voor de ramen van de eetzaal en de bijen murmelden boven de viooltjes langs de oprijlaan. Topzware dahlia’s vlamden en verwelkten in de onberispelijke bloemperken, de gladgeschoren gazons lagen te dampen onder een steeds hoger stijgende zon. De hortensia’s die nog schaduw kregen van de keukenvleugel aan de achterkant van de Academie werden inmiddels door de tuinman begoten. De inwonende leerlingen van mevrouw Appleyards Academie voor Jonge Dames inspecteerden al sinds zes uur de heldere, onbewolkte hemel en dartelden nu rond in hun mousseline zomerjurken als een zwerm opgewonden vlinders. Niet alleen was het zaterdag en het lang verwachte evenement van de jaarlijkse picknick, maar ook nog eens Valentijnsdag, een dag die van oudsher op veertien februari werd gevierd met het uitwisselen van fraai bewerkte kaarten en attenties. Allemaal waren ze waanzinnig romantisch en strikt anoniem – zogenaamd een stille ode van smoorverliefde aanbidders, hoewel Whitehead, de al wat oudere tuinman, en Tom de staljongen vrijwel de enige twee mannelijke wezens waren die tijdens het trimester weleens op een glimlach konden worden getrakteerd.

De directrice, mevrouw Appleyard, was waarschijnlijk de enige in de Academie die geen kaarten kreeg. Het was algemeen bekend dat ze niets ophad met de heilige Valentijn en zijn malle wenskaarten, die nog tot Pasen op de schoorsteenmantels van de Academie bleven rondslingeren en die de dienstmeisjes bijna net zoveel afstofwerk bezorgden als de jaarlijkse prijsuitreiking aan de beste leerlingen. En wat een schoorsteenmantels! Twee in de lange salon, van wit marmer en gestut door een duo kariatiden met een even stevige buste als mevrouw Appleyard zelf; andere van gesneden en gedraaid hout, versierd met een duizendtal pinkelende, twinkelende spiegeltjes. Ook in het jaar negentienhonderd was de Appleyard Academie al een architectonisch anachronisme in de Australische rimboe – gezien de tijd en de omgeving hopeloos misplaatst. De plompe, twee verdiepingen tellende villa was een van de vele overdadig gedecoreerde huizen die overal in Australië als uitheemse paddenstoelen uit de grond schoten wanneer er ergens goud was gevonden. Waarom juist dit stuk land als geschikte bouwplaats was uitgekozen, vlak en spaarzaam bebost, op een paar kilometer van het dorp Macedon dat deemoedig aan de voet van een berg lag, zal niemand ooit weten. Het onbeduidende beekje dat achter in het vier hectare grote landgoed via een reeks ondiepe meertjes slingerend over het glooiende terrein stroomde stelde maar weinig voor als omlijsting van een in Italiaanse stijl gebouwde villa, evenmin als het vluchtige uitzicht, hier en daar door het scherm van ruw geschorste eucalyptussen, op de mistige Macedon, een berg die aan de andere kant van de weg oprees in het oosten. Desondanks was het pand toch opgetrokken en wel uit degelijk Castlemaingesteente, zodat het de tand des tijds kon trotseren. De oorspronkelijke eigenaar, wiens naam allang is vergeten, had het enorme en lelijke huis slechts een jaar of twee bewoond voordat het leeg kwam te staan en te koop werd aangeboden.

Het uitgestrekte terrein, dat ook groente- en bloembedden, varkens- en kippenhokken, gazons en tennisvelden bevatte, lag er schitterend bij, dankzij Whitehead, de Engelse tuinman, die er nog steeds de scepter zwaaide. In de royale stenen stallen stonden verscheidene rijtuigen, allemaal voortreffelijk onderhouden. De afgrijselijke victoriaanse inrichting was zo goed als nieuw, met marmeren, rechtstreeks uit Italië afkomstige schouwen en dikke, zacht verende tapijten uit het Engelse Axminster. De olielampen op de cederhouten trap werden omhooggehouden door klassieke standbeelden, in de lange salon stond een vleugel en er was zelfs een vierkante, over een smal wenteltrapje bereikbare toren, waaraan op de verjaardag van koningin Victoria de Union Jack kon worden gehesen. Op mevrouw Appleyard, die net uit Engeland was aangekomen met een aanzienlijke spaarpot en een stel aanbevelingsbrieven voor de meest vooraanstaande families van Australië, maakte het huis meteen een diepe indruk. Het stond een flink eind van de weg, Bendigo Road, achter een laag stenen muurtje. De bruine kraalogen die altijd op zoek waren naar een koopje beoordeelden dit verbluffende pand als ideaal voor een exclusieve en gepast prijzige kostschool – of nog liever een ‘Academie’ – voor jongedames. Tot groot genoegen van de makelaar uit Bendigo die haar rondleidde had ze het zonder uitstel gekocht, met alles erop en eraan, inclusief de tuinman, en met korting voor contante betaling, en was erin getrokken.

Of de directrice van de Appleyard Academie (zo luidde de nieuwe naam van de plaatselijke witte olifant, onmiddellijk in gouden belettering aangebracht op een fraai bord aan het grote ijzeren hek) kon bogen op onderwijservaring, werd nooit bekendgemaakt. Dat was onnodig. Met haar hoog opgekamde grijzende haar en haar royale boezem, even straf bedwongen en in toom gehouden als haar persoonlijke ambities, en met het portret van wijlen haar echtgenoot, dat in een broche plat op haar eerbiedwaardige borst rustte, zag de deftige vreemdelinge er precies uit zoals de ouders zich een Engelse kostschooldirectrice voorstelden.

Het is een welbekend feit dat bij iedere zakelijke onderneming, of het nu gaat om poppenkast spelen of een lening uitschrijven op de aandelenbeurs, de eerste slag wordt gewonnen door je rol overtuigend te spelen; vandaar dat de Academie vanaf de allereerste dag een succes was en er aan het eind van het eerste jaar een bevredigende winst werd geboekt. Dit alles was bijna zes jaar voordat deze kroniek begint.

Sint-Valentijn verdeelt zijn gunsten zonder aanzien des persoons, en niet alleen wie jong en mooi was had het vanochtend druk met kaarten openmaken. Miranda kreeg zoals gewoonlijk een lade vol innige geloften, met kantwerk omlijst, hoewel Baby Jonny’s zelfgemaakte cupido en met potlood gezette kusjes die vanuit Queensland waren geadresseerd in het forse, liefderijke handschrift van haar vader, een ereplaats op de marmeren schoorsteenmantel kregen. Edith Horton, niet echt moeders mooiste, had zelfvoldaan melding gemaakt van minstens elf kaarten en zelfs de kleine juffrouw Lumley was aan de ontbijttafel komen aanzetten met een kaart waarop een korzelig ogende duif stond afgebeeld boven het opschrift ik zal u eeuwig aanbidden. Een uitspraak die vermoedelijk afkomstig was van de saaie, stierlijk vervelende broer die het vorige trimester zijn zus was komen opzoeken. Wie anders, redeneerden de ontluikende meisjes, zou iets van aanbidding kunnen opbrengen voor de bijziende lerares die eindeloos rondliep in bruine serge en op platte schoenen?

‘Hij is dol op haar,’ zei Miranda, altijd mild in haar oordeel. ‘Ik heb ze elkaar gedag zien kussen bij de voordeur.’

‘Maar allerliefste Miranda – Reg Lumley is zo’n ontzettend saaie piet!’ lachte Irma, terwijl ze heel typerend haar blauwzwarte krullen losschudde en zich terloops afvroeg waarom de strooien schoolhoed zo onflatteus was. Deze rijke erfdochter, een stralende schoonheid van zeventien jaar, was wars van persoonlijke ijdelheid of materiële trots. Ze vond het fijn als mensen en dingen mooi waren en speldde met evenveel plezier een tuiltje veldbloemen op haar jas als een adembenemende diamanten broche. Soms was alleen het zien van Miranda’s kalme ovale gezicht en steile goudblonde haar voldoende om Irma een lichte scheut van genot te bezorgen. ‘Wat een prachtige dag! Ik sta te popelen om de vrije natuur in te gaan!’

Reacties

‘De meeste mensen geloofden dat dit een verslag was van een gebeurtenis die daadwerkelijk had plaatsgevonden. En dat is behalve een eerbetoon aan de schrijver ook een getuigenis van de oerkracht van het thema.’ – The Observer

‘Prachtig verhaal dat je blijft achtervolgen.’ – The Sun Herald

‘Een sinister verhaal (…) met een vleugje buitenaardsheid.’ – The Guardian