Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
E.M. Forster - Maurice

2023 | Uitgeverij Nieuw Amsterdam | € 22,99 | Paperback met flappen, 282 blz. | Vertaald door Theo Kars en Lucie van Rooijen (bewerking)

E.M. Forster

Maurice (Uitgeverij Nieuw Amsterdam)

Boek

Deze intense en persoonlijke roman over de moed en strijd van een jonge man werd voltooid in 1914, maar pas na de dood van E.M. Forster in 1970 gepubliceerd. Het is een klassieker geworden en vertelt het verhaal van de bevoorrechte Maurice Hall, die zich steeds meer aangetrokken voelt tot mannen- in een tijd waar dat strafbaar was voor de wet. In eerste instantie tot Clive, die hij ontmoet als student op Cambridge. Maar het is bij Alec, de jachtopziener op het landgoed van Clive, dat Maurice een diep emotioneel en seksueel ontwaken ervaart. Maurice veroordeelt de repressieve houding van de Britse samenleving en is bovenal een hoopvol liefdesverhaal.

Biografie

E.M. Forster (1879- 1970) was een Brits essayist en romanschrijver, vooral bekend van A Room with a View, Howards End en A Passage to India. Forster beschrijft in zijn werk klassenverschillen, botsende culturen en de hypocrisie die daarmee gepaard gaat. De verfilming van Maurice, met Hugh Grant en James Wilby, werd genomineerd voor een Oscar.

Fragment

3

Sunnington was de volgende fase in Maurice’ carrière. Hij doorliep deze periode zonder de aandacht op zich te vestigen. Hij was een matige leerling, zij het beter dan hij voorgaf, en ook in sport blonk hij niet uit. Als mensen hem opmerkten, mochten zij hem omdat hij een open, vriendelijk gezicht had en reageerde wanneer er aandacht aan hem werd geschonken, maar er waren zo veel jongens van zijn slag; zij vormden de ruggengraat van de school en men kan nu eenmaal niet van iedere wervel notitie nemen. Hij deed de gebruikelijke dingen – moest schoolblijven, kreeg eenmaal stokslagen, klom aan de alfakant van klas naar klas op tot de zesde, waar hij zich on zeker aan vastklampte; hij werd zaalmonitor, en later schoolmonitor en lid van de eerste rugbyploeg. Hij was weliswaar traag, maar ook sterk en fysiek onverschrokken. Cricket speelde hij lang niet zo goed. Aangezien hij zelf als pas aangekomen scholier was geplaagd, plaagde hij anderen als zij een ongelukkige of zwakke indruk maakten, niet omdat hij van nature wreed was, maar omdat dit nu eenmaal zo hoorde. Hij was kortom een middelmatige leerling op een middelmatige school, en liet een vage, gunstige indruk achter. ‘Hall? Wacht eens, Hall, wie was dat toch? O ja, ik weet het weer; die deed het niet gek.’

Onder dit alles ging een verbijsterde ziel schuil. Hij beschikte niet meer over de vroegwijze helderheid van geest waarmee een kind de wereld herschept en verklaart, en antwoorden geeft die van wonderbaarlijk veel inzicht en schoonheid getuigen. ‘Uit de mond van kinderen en zuigelingen...’ Maar niet uit de mond van een zestienjarige jongen. Maurice vergat dat hij ooit geslachtsloos was geweest, en pas op rijpere leeftijd drong tot hem door hoe juist en duidelijk de gewaarwordingen uit zijn vroegste jeugd moesten zijn geweest. Daar verwijderde hij zich nu verre van, omdat hij in het dal van de schaduw des levens afdaalde. Het ligt tussen de lage en hoge bergen in, en niemand kan voort zonder de nevelen ervan te hebben ingeademd. Hij dwaalde er langer in rond dan de meeste jongens.

Als alles duister is en het besef ontbreekt, geeft een droom de beste uitleg. Maurice kreeg twee dromen op school; deze verklaren hem.

In de eerste droom was hij erg boos. Hij speelde rugby tegen een onduidelijke verschijning, wiens aanwezigheid hem irriteerde. Hij trachtte zich te concentreren, waarop de onduidelijke verschijning veranderde in George, de tuinjongen. Hij moest echter oppassen, anders zou de gedaante terugkomen. George liep over het veld naar hem toe, naakt en springend over de houtmijten. ‘Ik word gek als hij nu iets verkeerds doet,’ zei Maurice, wat ook precies gebeurde op het ogenblik dat zij elkaar raakten, en hij werd wakker door een wrede ontgoocheling. Hij bracht deze niet in verband met Ducies zedenles, en nog minder met zijn tweede droom, maar dacht eerst dat hij ziek werd, en daarna dat het een straf was voor iets wat hij had gedaan. De tweede droom is moeilijker te beschrijven. Er gebeurde niets. Amper zag hij een gezicht en hoorde hij een stem zeggen: ‘Dat is je vriend,’ of het was alweer voorbij. De droom had hem een overweldigende schoonheid laten ervaren en laten kennismaken met tederheid. Hij zou voor zo’n vriend zijn leven willen geven, hij zou willen dat zo’n vriend zijn leven voor hem gaf; ze zouden alles voor elkaar opofferen, en de wereld zou voor hen niet meetellen – noch de dood, noch afstand, noch onmin zou hen kunnen scheiden, want ‘dat is mijn vriend’.

Kort hierna deed hij zijn vormsel en hij trachtte zichzelf ervan te overtuigen dat de vriend Jezus moest zijn. Jezus heeft echter een vlassige baard. Was het dan een Griekse god, zoals stond afgebeeld in het woordenboek der klassieke oudheid? Dit was aannemelijker, maar het aannemelijkst leek hem toch dat het gewoon een man was. Maurice zag ervan af zijn droom verder te preciseren. Hij had hem zo krachtig opgeroepen als mogelijk was. Hij zou deze man nooit ontmoeten en deze stem nooit meer horen, en toch werden ze reëler voor hem dan alles wat hij kende. Het overkwam hem herhaaldelijk dat ze hem...

‘Hall! Zit je weer te dromen! Honderd regels!’ ‘O... Meneer! Dativus absolutus.’

‘Je zit weer te dromen. Te laat.’

... dat ze hem op klaarlichte dag overvielen en een gordijn rondom hem neerlieten. Dan zoog hij het gezicht en de vier woorden weer in zich op, en wanneer hij uit deze roes ontwaakte, hunkerde hij naar tederheid. Dan trachtte hij tegen iedereen aardig te zijn omdat zijn vriend dat graag wilde, en een goed mens te zijn, opdat de genegenheid die zijn vriend voor hem voelde nog zou toenemen. Al dit geluk ging gepaard met een vaag gevoel van verdriet. Het leek even zeker dat hij geen vriend had als dat hij er wel een had, en hij zocht vaak een eenzame plaats op teneinde tranen te vergieten, die hij weet aan de honderd regels strafwerk.

Maurice’ verborgen leven kan men nu begrijpen; het was deels aards, deels verheven, zoals zijn dromen.

Toen zijn lichaam zich ontwikkelde, begon hij van zichzelf te walgen. Hij vermoedde dat hij te lijden had onder een speciale vervloeking, maar hij kon er niets tegen doen, want zelfs als hij de heilige communie ontving, doemden er obscene gedachten in hem op. Op de school regeerde zuiverheid, althans: kort voor zijn aankomst was er een verschrikkelijk schandaal geweest. De zwarte schapen waren van school gestuurd, de overige leerlingen werden de hele dag onder strakke discipline gehouden en stonden ’s nachts onder toezicht. Hij had dus het geluk of ongeluk om weinig gelegenheid te hebben ervaringen uit te wisselen met zijn schoolkameraden. Hij hunkerde naar vuilbekkerij, maar ving er weinig van op en droeg er nog minder toe bij, en zijn voornaamste oneerbare ervaringen deed hij in eenzaamheid op. Wat boeken betrek: de schoolbibliotheek was smetteloos, maar in de studeerkamer van zijn grootvader stuitte hij eens bij toeval op een ongekuiste Martialis, waar hij zich jachtig en met rode oren doorheen werkte. Wat gedachten betreft: daarvan bezat hij een kleine, vuile verzameling. Wat handelingen betreft: hij onthield zich ervan toen het nieuwe eraf was, omdat hij ondervond dat zij hem meer vermoeidheid dan genot opleverden.

Dit alles vond plaats in een soort droomtoestand, zoals men zal begrijpen. Maurice was in slaap gevallen in het dal van de schaduw, ver onder de toppen van beide bergruggen, zonder zich hiervan bewust te zijn, net zomin als hij wist dat zijn schoolkameraden in dezelfde slaaptoestand verkeerden.

De andere helft van zijn leven leek oneindig ver van onzedelijkheid verwijderd. Toen hij in de hogere klassen kwam, begon hij soms een jongen te aanbidden. Als deze jongen, hetzij ouder, hetzij jonger dan hij, in de buurt was, lachte hij luid, kraamde hij onzin uit en was hij niet in staat te werken. Hij durfde niet aardig te zijn – dat deed men eenvoudigweg niet – en nog minder zijn bewondering in woorden uit te drukken. En de aanbedene schudde hem steeds na korte tijd van zich af, zodat hem niets anders restte dan te pruilen. Er waren echter momenten waarop hij revanche kon nemen. Soms werd hij door andere jongens geadoreerd, en als hij dit merkte, schudde hij hen van zich af. In één geval was de verering wederzijds; beiden hunkerden zij naar iets onbestemds, maar het liep hetzelfde af als anders. Binnen enkele dagen hadden zij ruzie.

Het enige wat de chaos opleverde, waren de twee sensaties van schoonheid en tederheid die hij voor het eerst in een droom had ervaren. Zij groeiden ieder jaar, gedijend als planten die alleen uit bladeren bestaan en geen spoor van bloei vertonen. Kort voor hij zijn schooltijd in Sunnington afsloot, kwam er een einde aan de groei. Het gecompliceerde proces hield plotseling op, kwam tot stilstand, en de jongeman begon schuchter om zich heen te kijken.

 

Reacties

‘Een van de meest gerespecteerde Britse romanschrijvers van zijn tijd.’ The Times
 

‘Een eeuw later is Maurice nog net zo relevant als bij verschijning.’ The Guardian