Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Josephine Johnson - Nu in november

2024 | Uitgeverij Van Oorschot | €24,50 | Hardcover, 192 blz. | Vertaald door Lette Vos

Josephine Johnson

Nu in november (Uitgeverij Van Oorschot)

Boek

Arnold Haldmarne vertrekt met zijn vrouw en drie dochters van de stad naar het platteland om een nieuw leven op te bouwen. Het zijn de crisisjaren in het Amerikaanse Midwesten en het gezin worstelt met het zware leven op hun boerderij, waar droogte zich meester maakt van het land. Marget, de middelste dochter, blikt terug op die beproevingen: de dorst van het land dat wacht op de regen die maar niet valt; en de dorst van de mensen die verlangen naar verbinding, liefde en rechtvaardigheid, en naar brood op de plank.

Met haar tijdloze en melodieuze stijl schetst Josephine Johnson een genuanceerd portret van een familie die worstelt met armoede en zich teweerstelt tegen de verraderlijkheid van het klimaat. Johnsons scherpe observaties over klasse, ras, gender en klimaat zijn bijna negentig jaar later nog net zo urgent. Nu in november is een gevoelige schildering van het menselijk verlangen, een vergeten klassieker die het verdient herontdekt te worden.

 

Biografie

De Amerikaanse Josephine Johnson (1910–1990) begon al zeer jong met het schrijven van poëzie en proza. Haar verhalen en gedichten verschenen in onder meer Vanity FairPoetry en The Atlantic Monthly. Later publiceerde ze verscheidene verhalenbundels en romans. Met Now in November (1934), haar debuutroman, won Johnson op 24-jarige leeftijd de Pulitzerprijs voor fictie. Daarmee is ze nog altijd de jongste auteur die deze prijs heeft ontvangen.

 

Vertaler

Lette Vos vertaalde eerder werk van onder meer Tara Westover, Rachel Cusk en Roxane Gay. Haar vertaling van Girl, Woman, Other van Bernadine Evaristo stond in 2021 op de shortlist van de Europese Literatuurprijs.

 

Fragment

Nu in november zie ik onze jaren hier als één geheel. Dit najaar voelt tegelijkertijd als een eindpunt en een beginpunt in ons leven, en de momenten waar eerder een dichte mist overheen hing – zoals bij alles wat te dichtbij en te vertrouwd is – staan me nu helder voor de geest, waardoor ik zie hoe vreemd ze waren. We hebben een lang jaar achter de rug, langer en gewichtiger dan de volle tien jaar die eraan voorafgingen. Er zijn nachten geweest waarin me het gevoel bekroop dat we op iets verschrikkelijks afstevenden, maar zodra dat iets zich aandiende voelde het warrig en onderbroken omdat we er te dicht op zaten en drong het amper tot me door. 

Als ik er nu op terugkijk zie ik de dagen als iemand die het hele verleden overziet, waardoor alles meer vorm en betekenis heeft dan eerst. Maar eigenlijk is niets echt voorbij en ligt niets voorgoed achter ons. 

Alle jaren leken op elkaar en vloeiden in elkaar over, en ons geheugen is net een zeef of drijfzand, maar de dag dat we hierheen verhuisden en de maanden daarna herinner ik me maar al te goed. De wortels die we destijds schoten, die eerste maart, zijn tot mijn verbazing even grillig gegroeid als de takken van ons leven. 

De heuvels waren toen nog kaal, het winterblad was weggewaaid, maar de boomgaard stond er al springlevend bij. De fruitbomen zaten vol rode vlekken van hun eigen hars en de schors zat er zo strak omheen dat het leek alsof er te weinig ruimte was voor het nieuwe leven in het ontluikende loof. Het was een oud huis en het land was al sinds de Burgeroorlog in bezit van de familie Haldmarne, maar toen wij erheen verhuisden had er in geen jaren meer iemand gewoond. Er hadden alleen pachters gezeten, steeds voor kortere tijd. Het was rotsige grond, maar veelbelovend, en de schapen aten hun buikje vol in de weilanden met afgesleten steenrichels, zo wit als ontblote kiezeltanden door de vorst. Langs de heuvels waren meerdere prachtige boomgaarden aangeplant, en moeder dacht bij die aanblik de eerste dag meteen aan de moeite die het zou kosten om alle appels te plukken en de steile hellingen op te sjouwen, maar ze zei alleen dat het vast een goede oogst zou worden en dat de bomen er sterk maar oud uitzagen. Ik weet nog dat vader antwoordde: ‘Zelfs als er wat af komt, kunnen we het niet verkopen,’ want, ‘er rust een hypotheek op het land.’ 

Niemand ging hierop in en de kar reed piepend en kreunend verder door de karrensporen in de weg. Merle en ik keken naar de gaaien die als blauwe flitsen door de boomkruinen schoten en we luisterden naar hun gekwetter. De iepen zaten vol knoppen en staken als bruine spinnenwebben af tegen de lucht. De lege weilanden stonden er prachtig bij en de notenbomen gaven alles haast een lavendelkleurige gloed, heel fris. Alles was vreemd en onsamenhangend, en je kon er niet zomaar een patroon in herkennen. Ondanks het land om ons heen en de smeltende sneeuw in de voorjaarslucht was er al een kiem van bezorgdheid geplant – door die hypotheek en vader die volledig opging in zijn bittere ergernis en zijn angst voor de toekomst. Moeder zat er muisstil bij. Hij had haar niet verteld dat hij een hypotheek had afgesloten, dus zij had in haar hoofd dat het land in ieder geval onbezwaard was, een veilige haven, ook al waren we verder alles kwijt. Maar zelfs toen tot haar doordrong dat ook dat allerminst zeker was en dat de grond onder haar voeten wankelde, was ze in staat om het stilletjes over zich heen te laten komen, door een bepaalde kracht die ze altijd had bezeten – iets wat ik toen niet had en misschien ook nooit zal krijgen. Een soort innerlijke bron van rust. Het zal haar geloof wel zijn geweest. Ze kreeg veel voor haar kiezen, maar doorstond alles altijd zonder twijfel of verbittering; het feit dat zij er vertrouwen in had en zich niet van de wijs liet brengen, althans, niet zichtbaar, was op dat moment het enige wat we hoefden te weten. Daardoor konden we voorlopig de onzekerheid die vader met zijn uitspraak had opgeroepen even vergeten. Merle was toen tien en ik veertien, en in onze ogen was dit het begin van een groot avontuur. Maar hij zag alleen de oude, vermolmde schuren. 

Hij was niet in de wieg gelegd om boer te worden, Arnold Haldmarne, al was hij wel op het platteland opgegroeid en keerde hij nu terug naar akkers die niet zo erg verschilden van de grond die hij vroeger had geploegd. Het ontbrak hem aan de broodnodige boerenberusting – het besef dat het geen zin heeft om hoop of wrok te koesteren of te bidden voor een boon als de tijd nog niet rijp is. Hij was op zijn zestiende van het platteland naar Boone getrokken en had daar een baan in een houtzagerij bemachtigd. Hij had gespaard en zich met veel moeite traag opgewerkt, als een eik of es die moeizaam groeit maar vele malen kostbaarder is dan een populier die in één jaargetijde een halve meter opschiet. Nu was hij daarentegen tot de wortels teruggesnoeid. Het is een vreemde gewaarwording als je jarenlang hebt gestreefd naar zekerheid

en rust en alles binnen een paar maanden als sneeuw voor de zon ziet verdwijnen; als je ervaart hoe hol en duister het leven is als je niet langer nodig of gewenst bent. Hij had alles langzaam vergaard en was het snel weer kwijtgeraakt, waardoor hij zelfs tegenover het land wantrouwig stond.

Reacties

‘Johnson behoort tot de traditie van Emily Brontë en Emily Dickinson.’ – The New York Times

‘Prachtig geschreven, precies beheerst en aangrijpend genoeg, zodat het verhaal in het geheugen gegrift komt te staan… Een boek te mooi om vergeten te worden.’ – Kirkus Review