Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Marie-Luise Scherer - De grenshonden

2025 | Uitgeverij Oevers | € 17,50 | Paperback met flappen, 104 pagina’s | Vertaling Elly Schippers

Marie-Luise Scherer

De grenshonden (Oevers)

Boek

Tussen het oude Oost- en West-Duitsland, aan de Baltische Zee, ligt de grens die bewaakt werd door honden, elk vastgebonden op zijn eigen stukje land. Dit is hun verhaal.

Marie-Luise Scherer beschrijft levendig en nauwkeurig het leven van honden en mensen op de grensstrook en de realiteit en absurditeit van de Duitse grens met zijn mijnenvelden, wachttorens en automatische schietinstallaties. Ze legt de focus daarbij niet op vluchtelingen of op de schutters, maar op de waakhonden die daar patrouilleren. Een van de honden is Alf, wiens lot Scherer volgt tot nadat de grens werd geopend.

Door de politieke ontwikkelingen na de val van de Berlijnse Muur in november 1989 is De grenshonden een historisch document en een klassieker in de Duitse literatuur geworden.

De grenshonden is meesterwerk in de Duitse reportageliteratuur, waarin literatuur, realiteit en geschiedenis samenkomen.

Biografie

Marie-Luise Scherer (1938-2022) schreef tussen 1974 en 1998 reportages voor Der Spiegel, waaronder in 1994 De grenshonden; teksten die werden erkend als juweeltjes van literaire journalistiek.

Ze ontving talloze onderscheidingen: de Ludwig-Börneprijs in 1994, de Italo-Svevoprijs in 2008 en de Heinrich-Mannprijs in 2011. Na haar dood werd in een overlijdensbericht gesproken over haar ‘Flaubertiaanse toewijding aan zinnen en woorden’. Over de beknoptheid van haar stijl zei ze: ‘Twee goede zinnen op één dag zijn een zegen.’

Meer informatie

Vertaler

Elly Schippers (1945) is literair vertaalster uit het Duits. Daarnaast is ze docente aan de Vertalersvakschool in Amsterdam en begeleidt ze beginnende literair vertalers. Ze studeerde Duitse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en legde zich al vroeg toe op het vertalen van Duitse literatuur. Ze vertaalde werk van onder anderen Elias Canetti, Jenny Erpenbeck, Charles Lewinksy, Joseph Roth, Arthur Schnitzler. Ze was ook werkzaam als redacteur van Nederlandstalige auteurs en verzorgde vele jaren de eindredactie van het literaire tijdschrift Deus ex Machina.

Fragment

De auto’s met de tapijthandelaren werden door de Herbigs meteen herkend. Ze kwamen vlot over de veldweg aanrijden en naderden dan met een slakkengangetje de eerste huizen. En voor je naar buiten kon gaan om ze af te wimpelen stond zo’n auto al op het erf. Er stapten twee buitenlanders uit. De een liep met een tapijtrol over zijn schouder naar de bewoners, gooide zijn vrachtje voor hun voeten en spreidde de fraaie stukken uit op de stenen trap.

 

Een korte blik, ook al was het een afwijzende, was dan al te veel, want de man vatte het op als een aanmoediging. Aan het eind van de demonstratie kwam de tweede man, die de bewoners door al die tapijten niet hadden zien verdwijnen, de schuur uit geslenterd en vroeg: ‘Niks geen oude meubels?’ Tegen dat soort beproevingen, waarmee het wegvallen van de grens gepaard ging, besloten de Herbigs een grote hond aan te schaffen.

 

Alles gebeurde in chronologische volgorde. De laatste keer dat de tapijthandelaren hen lastigvielen was op een woensdag, donderdags reed Herbig als een gelukkig man de Audi voor, zijn nieuwe aanwinst, en vrijdags ontdekte zijn vrouw de advertentie in de Schweriner Volkszeitung: Het Grenscommando Noord had een restant honden te koop, informatie in te winnen op zaterdag.

 

Het eigenlijke keerpunt in Herbigs leven was de dag dat de Audi voor de deur stond. Alle gebeurtenissen waren verdeeld in vóór en na de Audi. Op die manier viel hun waakhond de eer te beurt dat in zijn desolate levensloop de datum van zijn overdracht stond, de laatste zaterdag van augustus 1990. Toen reden de Herbigs van Göhlen bij Ludwigslust naar Schlutup/Selmsdorf, de  voormalige grenspost bij Lübeck, om de hond te halen. Het was hun eerste wat langere rit met de nieuwe auto.

 

Oppervaandrig Schönknecht, verantwoordelijk voor de dienst- en waakhondensector van het Grensregiment VI, standplaats Selmsdorf, stond in een gewone zomerbroek voor het kennelcomplex. Dat lag, ingedeeld in rijen, een eindje van de kazernes tegen een dennenbos aan. Aan elk van de dertig manshoge betonnen boxen grensde een ren. De paden langs de boxen waren aangeharkt. Langs de dwarse kanten van de kennel lagen rozenborders, aan het begin van elk pad dat langs de boxen liep onderbroken door een sierheester. De zorgvuldige, schaarse beplanting paste bij de zakelijkheid van de rest van het kazerneterrein. Er ging niets kalmerends van uit, zoals van de vrolijke kegels van de dwergjeneverbes in een ziekenhuistuin. Oppervaandrig Schönknecht had het over een omgeving die beantwoordde aan de voorschriften en ook prettig was voor de honden.

 

In het voorste pad sprongen de herdershonden Amor, Muck en Brando tegen het hek van hun ren op. Het waren oudere diensthonden met herkomstcertificaten en diploma’s, die aan de zijde van een hondengeleider ooit aan de grens hadden gediend. Nu moesten ze het verlies van hun baasjes zien te verwerken, naar de stad teruggekeerde soldaten die hen niet meer konden gebruiken. Ook oppervaandrig Schönknecht kon zijn laatste diensthond geen thuis bieden. Dat was vast een bitter lot voor de honden, maar voor de Herbigs niet bitter genoeg. Ze waanden zich in een sanatorium, waar de patiënten glommen als een paling, uit een schone nap aten en na een kortstondige opwinding weer berustten in hun lot.

 

Dat vorstelijke leven had achter hun huis in Göhlen niet voortgezet kunnen worden. Ook zouden die honden, nog afgezien van de eisen die ze stelden, aardig wat hebben gekost. De dagwaarde van de speurhond Amor bijvoorbeeld, met zijn zeven jaar even oud als hun tweedehands Audi, bedroeg altijd nog vijfhonderd mark. De Herbigs hadden eerder gedacht aan een grover type, een woeste hond, die zijn temperament niet verspilde aan heimwee.  

 

Oppervaandrig Schönknecht gaf een soldaat opdracht om voor de Herbigs uit naar Klein Siemz te rijden, een plaatsje achter Schönberg richting Ratzeburg. Daar bewaakten vijf honden die in de tijd van het IJzeren Gordijn aan de looplijn hadden gelopen een munitiedepot, een naargeestige, gekmakende dienst zoals in de jaren daarvoor tussen de afrasteringen. Op het terrein was nergens schaduw en de honden hadden verkoelende kuilen in het zand gegraven. Ze lagen te suffen in de middaghitte toen ze de jeep van de soldaat hoorden.

 

Zich verheugend op wat afwisseling begonnen ze te blaffen en renden ze tussen hun palen heen en weer, zodat de staalkabel boven ze begon te trillen. Ze hadden vooral dorst. Maar omdat de soldaat die uit de auto stapte geen emmer water bij zich had, ebde het gejoel snel weg, en terwijl ze gingen zitten leken ze alleen nog glimlachend boete te doen.

Reacties

‘De toon wordt gekenmerkt door een bijna onpersoonlijke alwetendheid, die zich uit in een soms magnifieke, pathetische stijl. Hier spreekt de wereld zelf.’ – Süddeutsche Zeitung

‘Marie-Luise Scherer geldt als een topverslaggever. Maar daarmee doet men haar tekort. Ze is een belangrijke prozaschrijver en haar verhalen uit het dagelijks leven hebben alles wat grote literatuur vermag.’ – Die Tageszeitung