Alasdair Gray
Arm ding (Koppernik)
Boek
De wetenschappelijke ambitie van Godwin Baxter om de perfecte metgezel te creëren lijkt werkelijkheid te kunnen worden wanneer hij het verdronken lichaam van de mooie Bella Baxter vindt dat hij weer tot leven weet te wekken. Zijn droom wordt echter gedwarsboomd door de jaloerse liefde van dr. Archibald McCandless voor zijn creatie. Maar wat denkt Bella ervan?
Arm ding is tegelijkertijd een satirische versie van de klassieke Victoriaanse roman en een hilarische politieke allegorie over de onverenigbaarheid van de verlangens van mannen en de onafhankelijkheid van vrouwen.
Biografie
Alasdair Gray (Glasgow, 1934-2019) is een Schotse schrijver en kunstenaar. Lanark, zijn eerste en meest geprezen boek, verscheen 1981. Het wordt nu beschouwd als een klassieker en werd door The Guardian ‘een van de mijlpalen van de twintigste-eeuwse fictie’ genoemd. Zijn roman Poor Things (1992) won de Whitbread Novel Award en de Guardian Fiction Prize.
Meer informatieVertaler
Robbert-Jan Henkes vertaalde met Erik Bindervoet onder meer het volledige werk van James Joyce, The Beatles en Bob Dylan, en werk van Ambrose Bierce, Karl Kraus en W. Shakespeare. Alleen vertaalde hij onder meer Russische kinderpoëzie en Engelse nursery rhymes, en werk van Sergej Dovlatov, Anatoli Mariëngof, Samuel Pepys, Mike McCormack, Bret Easton Ellis, Amanda Ros, Aleksandr Blok, Heinrich Hoffmann en anderen.
Fragment
Het ontstaan van mij
Net als destijds de meesten die op de boerderij werkten, wantrouwde mijn moeder banken. Toen haar einde nabij was, zei ze me dat al haar spaargeld in een blik onder het bed lag. ‘Pak het en tel het,’ zei ze moeizaam.
Dat deed ik en het was meer dan ik had verwacht. ‘Word er iets mee,’ zei ze.
Ik zei dat ik een dokter ging worden, en haar mond verwrong zich tot dezelfde sceptische grimas waarmee ze alle idiote ideeën begroette. Even later fluisterde ze vurig: ‘Geef geen cent uit aan de begrafenis! Als Krets me in een armengraf gooit, dan mag de zwarte hannes hem halen! Beloof me dat je al mijn geld voor jezelf houdt.’
Krets was bij ons de bijnaam van mijn vader en voor een aandoening van slecht gevoed pluimvee. Krets betaalde haar begrafenis maar zei: ‘De steen mag jij doen.’
Het duurde twaalf jaar voor ik een echte zerk kon betalen, en toen het zover was, kon niemand zich meer herinneren waar ze precies lag begraven.
Op de universiteit kon je aan mijn kleren en manieren mijn boerenknechten-origine aflezen, en omdat ik daarover door niemand neerbuigend behandeld wenste te worden, was ik behalve tijdens colleges en examens meestal alleen. Aan het eind van het eerste semester liet de professor me op zijn kamer komen en zei: ‘Meneer McCandless, in een rechtvaardige wereld zou ik u een briljante toekomst voorspellen, maar niet in deze wereld, tenzij u zich enige aanpassingen getroost. U hebt het in zich een machtiger chirurg dan Hunter te worden, een grotere verloskundige dan Simpson, een beter geneesheer dan Lister, maar zolang u geen zweem van minzame superioriteit of een ontspannen air verwerft, zal geen patiënt u vertrouwen en geen collega iets met u te maken willen hebben. U moet een elegant voorkomen niet afwijzen omdat dwazen, snobs en schurken zich er ook mee sieren. Als u zich geen behoorlijke jas van een behoorlijke kleermaker kunt veroorloven, haalt u er dan een uit de niet gereclameerde onderpanden bij de betere lommerd. Slaap met uw broek netjes gevouwen tussen twee planken onder uw matras. Als u uw witte goed niet iedere dag kunt verschonen, zorg tenminste dat u dagelijks een versgesteven boordje aan uw hemd zet. Woon soirees en huisconcerten bij, georganiseerd door de leergang die u wilt volgen – u zult merken dat het geen kwaad gezelschap is, en door een proces van anticiperende socialisatie zult u geleidelijk assimileren.’ Ik zei hem dat mijn geld alleen toereikend was voor mijn collegegeld, boeken, instrumenten en levensonderhoud.
‘Ik wist dat dat uw probleem was!’ riep hij triomfantelijk uit. ‘Maar onze senaat beschikt over legaten ten behoeve van verdienstelijke gevallen als het uwe. De meeste toelagen gaan naar studenten in de godgeleerdheid maar waarom zou de wetenschap worden uitgesloten? Volgens mij zullen we voor u minstens de prijs van een nieuw pak kunnen regelen, als u ons op de juiste manier benadert en ik een goed woordje doe. Wat zegt u ervan? Zullen we het erop wagen?’
Als hij gezegd had: ‘Volgens mij hebt u recht op een beurs, zo vraagt u aan en ik zal de beoordeling doen’ – als hij dat had gezegd, dan had ik hem kunnen bedanken. Maar hij liet zich terugvallen in zijn zetel, zijn handen gevouwen op zijn beveste embonpoint en blikte me van onder aan (want hij had me geen stoel aangeboden) met zo’n gemaakte, onnozele, zelfvoldane glimlach dat ik mijn vuisten in mijn broekzak balde om hem niet voor zijn bek te slaan. En ik zei dat ik uit een deel van Galloway kwam waar mensen niet graag om gunsten bedelden, maar aangezien hij een hoge dunk van mijn talent had, konden we misschien iets ten profijte van ons beiden regelen. Als hij me honderd pond leende, zou ik hem er telkens na exact een jaar zeveneneenhalf procent rente op betalen tot aan mijn vijfde jaar als praktizerend arts of mijn derde jaar als medisch specialist, waarop ik hem het oorspronkelijke bedrag zou terugbetalen met twintig pond bonus. Hij keek me met open mond aan, daarom voegde ik er snel aan toe: ‘Natuurlijk zal ik failliet zijn als ik niet afhoofdstuk een studeer, of voortijdig uit het register wordt geschrapt, maar ik denk dat ik een veilige investering ben. Wat zegt u ervan? Zullen we het proberen?’
‘U belieft een grap te maken?’ zei hij zacht, zijn blik strak op me gericht en met lippen die bewogen met het beginnetje van een glimlach waarvan hij wilde dat ik erin meeging. Te boos om de grap met een grijns te erkennen, haalde ik mijn schouders op, zei gedag en vertrok.
Misschien bestond er een verband tussen dit gesprek en een envelop, in een onbekende hand geadresseerd, die een week later met de post kwam. Er zat een bankbiljet van vijf pond in, waarvan ik het leeuwendeel spendeerde aan een tweedehands microscoop en de rest aan hemden en boordjes. Nu zag ik er minder als hannekemaaier uit en meer als een noodlijdende boekhandelaar. Mijn medestudenten vonden het een vooruitgang, want ze begonnen me vrolijk te groeten en me deelgenoot te maken van de roddels van de dag, hoewel ik ze niets in ruil kon vertellen. Godwin Baxter was de enige met wie ik op voet van gelijkheid sprak, omdat wij tweeën (geloof ik nog steeds) de twee slimste en ongezelschappelijkste figuren waren aan de hele Glasgowse medische faculteit.
Reacties
Winnaar van de Whitbread Novel Award en de Guardian Fiction Prize
Het boek van de film Poor Things die vier Oscars, vijf BAFTA’s en twee Golden Globes won
‘Een schitterend levendig, grappig, vies, intelligent boek.’ – London Review of Books
‘Visionair, sierlijk en schandalig.’ – The Independent
‘Geestig en heerlijk geschreven.’ – New York Times
‘De grootste Schotse romanschrijver sinds Sir Walter Scott.’ – Anthony Burgess