Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Arnold Zweig - De bijl van Wandsbek

2025 | Uitgeverij Cossee | € 49,99 | Paperback, 640 pagina's | Vertaald door Jantsje Post en Michel Bolwerk

Arnold Zweig

De bijl van Wandsbek (Cossee)

Boek

 

Hamburg 1934. De armlastige Albert Teetjen wordt met tweeduizend Reichsmark overge haald om anoniem als beul te fungeren: vier communisten moeten nog vóór Adolf Hitlers bezoek aan de stad in de beruchte gevangenis in Hamburg-Fuhlsbüttel worden onthoofd. De executie vindt plaats, en Teetjens financiële zorgen zijn even voorbij. Maar als de buren te weten komen waar het geld vandaan komt, boycotten ze zijn slagerij. Nadat Arnold Zweig in 1937 in de krant had gelezen over een slager die beul werd, maar na een executie zelfmoord pleegde, schreef hij aan Sigmund Freud: ‘Dit kan een op feiten gebaseerde roman worden die de door het nazisme bedolven mens in beeld brengt. De geschonden Duitser is namelijk niet alleen in het concentratiekamp te vinden, maar ook onder de beulen.’ De bijl van Wandsbek is een indrukwekkend episch verhaal over de verleidingen van het nazisme en de gedwongen of vrijwillige aanpassing van de ‘gewone man’, de roergangers en de meelopers onder het naziregime.

Biografie

Arnold Zweig (Glogau, 1887 – Berlijn, 1968) komt uit een gematigd religieuze joodse familie. Zijn literaire debuut Novellen um Claudia verscheen in 1912. Drie jaar later ontving hij voor de tragedie Ritualmord in Ungarn de prestigieuze Kleist-prijs. In hetzelfde jaar, 1915, werd Zweig soldaat in België bij Verdun. Vanaf 1917 werkte hij bij de persafdeling van de opperbevelhebber van het Oosten. Daar kwam de seculiere Zweig in aanraking met de Asjkenazische Joden, voor hem een onvergetelijke ervaring.

Na de Eerste Wereldoorlog raakte Zweig bevriend met Lion Feuchtwanger en Sigmund Freud. Hij ging naar Berlijn, werd redacteur van Jüdische Rundschau en correspondeerde met Hannah Arendt. In 1927 verscheen zijn bekendste werk, Der Streit um den Sergeanten Grischa (1927), gevolgd door romans, essays en novellen en het eveneens beroemd geworden Das Beil von Wandsbek (1943). Zijn roman De Vriendt kehrt heim (1932) is losjes gebaseerd op het leven van Jacob Israël de Haan en de moord op hem.

Na de machtsovername door de nazi's werden Zweigs boeken openlijk verbrand. Hij vluchtte in 1934 naar Palestina, keerde in 1948 terug en vestigde zich in Oost-Berlijn. In Nederland had Arnold Zweig onder meer contact met Theun de Vries en Victor van Vriesland. Zijn werken zijn in de exil-tijd van 1933-1940 gepubliceerd door uitgeverij Querido.

Vertaler

Jantsje Post kreeg de smaak van het vertalen te pakken tijdens haar studie Vertaalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1995 werkt ze als freelance vertaler uit het Fries en Duits, en heeft ze onder andere bijgedragen aan de vertalingen van reisgidsen, kookboeken, non-fictie en literaire fictie. In 2012 rondde ze een opleiding af tot literair vertaler aan de VertalersVakschool, Ze heeft onder andere gewerkt aan de vertalingen van De strijd om Sergeant Grisja en De bijl van Wandsbek van Arnold Zweig, en de Rothschildallee-serie van Stephanie Zweig.

Michel Bolwerk studeerde Duitse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en Universität Regensburg. In 2012 rondde hij de opleiding aan de Vertalersvakschool voor literair vertalen af. Tegenwoordig is hij als docent aan ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen werkzaam en richt hij zich op het herzien en corrigeren van vertalingen. Zelf vertaalt hij zowel boeken uit het lichtere genre (onder andere van Romy Hausmann en Sebastian Fitzek) als literaire werken; recente titels zijn De maarschalk van Zora del Buono, Februari 1933 van Uwe Wittstock, Vlucht over de Pyreneeën van Lisa Fittko en De bijl van Wandsbek van Arnold Zweig.

Fragment

Arnold Zweig – De bijl van Wandsbek

Hoofdstuk 4 – Training

Dat oorlogskameraden elkaar door en door kennen blijkt vaak slechts een vooroordeel te zijn. In ieder geval had Albert Teetjen alle reden gehad om Footh dat voor te houden. ’s Morgens al heel vroeg zat hij op zijn knieën voor de kast in de slaapkamer om Stines voorraad reservelinnengoed uit de onderste lade te halen. Zorgvuldig legde hij de opgevouwen lakens en slopen op een stapel op de grond. Helemaal onder in de linker la – er was lang niet naar omgekeken – lag een in een oliedoek gewikkeld voorwerp dat wel iets van een muziekinstrument had. Nadat hij het linnengoed weer terug had gelegd en de zware la zonder veel moeite had dichtgeschoven, ontpopte het muziekinstrument zich als een bijl, een bijl met een breed blad en een enigszins kromme snede. Albert had zijn vader die bijl nog zien hanteren, maar ooit was hij van zijn grootvader geweest, kuiper Teetjen uit Winterhude, en hij was gemaakt van het allerbeste staal, uit Sheffield. Zijn vader vond hem niet handzaam genoeg voor het dagelijks werk, maar had hem wel altijd in ere gehouden: Engels staal! Toen die bijl geïmporteerd werd was Solingen nog niet Solingen en Essen nog niet Krupp, en hadden de Engelsen er een monopolie op, zoals later op pantserplaten. Nou ja, er was intussen veel veranderd; waar ‘made in Germany’ aanvankelijk als antireclame gold – net zoals tegenwoordig ‘made in Japan’ – had de Duitse industrie zich inmiddels opgewerkt en was Solingen een geduchte concurrent voor Sheffield. Maar niettemin was en bleef het Engels fabricaat, goed en duur. Albert hield de steel in zijn linkerhand en klopte met zijn rechterwijsvinger op het lichtgrijze blad – wat een klank. De zwakke toon, zacht en zuiver, plezierde zijn muzikale oor; een paar minuten lang probeerde hij de klank uit met verschillende voorwerpen, een sleutel, een pollepel, zijn zakmes, dat in een leren etui zat. De pollepel klonk beslist het beste, en het deed hem, God mocht weten waarom, aan een soldatenliedje denken: ‘Ik schiet het hert in ’t wilde woud, in het diepe bos de ree’. Nee, grootvader was niet zuinig geweest. Albert liet de bijl even veren vanuit zijn polsen, zijn ellebogen, zijn schouders. Allemachtig, wat was hij stijf geworden. Hij had flink wat training nodig, maar dan zou hij zijn mannetje wel staan en het vertrouwen dat men in hem stelde niet beschamen.

Hij pakte de bijl weer in en begon door de kamer te ijsberen. Natuurlijk dachten die dwazen dat een slager tegenwoordig niets anders deed dan koppen afhakken. Terwijl zijn beroep zich net zo had ontwikkeld en gespecialiseerd als alle andere. Het doden van de dieren, daar kwam hij, Albert Teetjen, allang niet meer aan te pas. Dat werd door de Algemene Slagersbond en het personeel van het abattoir opgeknapt, en dat liep gesmeerd. Tijdens zijn opleiding en ook al als leerling van zijn vader had hij natuurlijk het hele proces meegemaakt: hij had de koeien een masker voorgebonden, het pistool gespannen voor de slagersgezel, die er de dieren een verdovende stalen pin mee in de hersens joeg. Daarna had hij het eigenlijke slachten geleerd: het doorsnijden van de keel, het laten leegbloeden, stropen en ontweiden. Dat was nu, eens even kijken, een kwarteeuw geleden. Een bijl werd tegenwoordig alleen nog gebruikt om de dode dieren in stukken te verdelen, mergpijpen te hakken, enzovoort. In de tijd van zijn vader hingen er nog halve kalveren of varkens langs de muren van de winkel, in de lengte aan haken, zo dicht mogelijk bij de deur, om de huisvrouwen aan te lokken. Indrukwekkend voor kinderen, ook voor die van de slager zelf. Zoon van een heerser over leven en dood... Er deden allerlei griezelverhalen de ronde, door de keukenmeiden aan kinderen verteld, de rillingen liepen je over de rug maar wie beter wist moest erom gniffelen: verhalen over bengels en deugnieten die in de worstmolen terechtkwamen of in het pekelvlees verdwenen...

Iemand die zo behendig was met bijl en mes, daar kon je maar beter geen ruzie mee krijgen. Dat hij als zoon de zaak van zijn vader overnam was in dat kader vanzelfsprekend voor Albert. Hij was in zijn voetsporen getreden en moest niets hebben van leeglopers die zich verzetten, weigerden te gehoorzamen en hun vader op te volgen, die hun trouw braken. Hij zou de bijl van zijn grootvader in ere houden.

Terwijl hij zo met grote passen door de winkel en de huiskamer ijsbeerde tot het tijd was om Footh te bellen zag hij in zijn herinnering zijn vader weer aan het werk achter de toonbank, met lichte slagen van de bijl gewrichten loshakken, kalfskoteletten en schapenbouten. Ja, hij was een virtuoos geweest met dit op het eerste gezicht zo lompe instrumentarium, bijl en blok. Kalfshersenen uit de schedel halen zonder het dunne vlies dat eromheen zat te beschadigen, dat kon niemand beter dan slager Teetjen. En wat een kunstenaar was hij met zijn messen! Hij behandelde ze met liefde, zorgde dat ze altijd scherp en schoon waren – zijn zoon en gezellen moesten menige oorveeg incasseren en zijn vrouw menige snauw als ze er niet zorgvuldig genoeg mee omsprongen. Het feit dat slagersmessen geen keukenmessen waren waar je hout en papier mee mocht snijden leidde tot menige scene, tot zijn vrouw het leerde inzien en bakzeil haalde.

 

© Arnold Zweig

Nederlandse  herziene vertaling © 2025 Jantsje Post, Michel Bolwerk en Uitgeverij Cossee, Amsterdam

Reacties

‘Arnold Zweigs klassieker De bijl van Wandsbek toont hoe een gewone burger kan worden meegezogen in een verwerpelijk systeem. Deze diepmenselijke roman over een meeloper van het naziregime is tachtig jaar na dato nog uiterst relevant.’ VPRO Gids

De bijl van Wandsbek is een meesterlijke roman. (…)  Zweig is erin geslaagd al die personages én het sociale weefsel van hun Duitsland overtuigend te verbeelden, intussen alle touwtjes van het breed uitwaaierende verhaal in handen houdend.’ Tzum

‘Arnold Zweig verdient het net zozeer te worden herontdekt als eerder Hans Fallada.’ Trouw over De strijd om sargeant Grisja