Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers

Over de auteur

Rokus Hofstede vertaalde Het vrolijke pessimisme en Mijn zelfmoord, twee van de titel in de Lente 2021-actie. Hij licht in dit artikel zijn vertaling toe. Over het compenseren van een werkwoordspelige voetnoot. Hij ontving in 2021 de Martinus Nijhoffprijs voor zijn gehele vertalersoeuvre, en 2005 de Elly Jafféprijs voor Ik ben geboren, een bundel losse teksten van Georges Perec. Hij vertaalde verder werk van Pierre Michon, Bruno Latour, Pierre Bourdieu, Charles-Ferdinand Ramuz, Annie Ernaux, en in samenwerking met Martin de Haan werk van Marcel Proust, Joris-Karl Huysmans, Émile Zola, en Régis Jauffret. Daarnaast schrijft hij samen met De Haan een blog over vertalen en vertalingen.

Een zondvloed van vóór de zondvloed

Roorda vertalen

Wie Roorda wil vertalen, mag de woordspeling niet schuwen. Henri Roorda, Frans-Zwitsers schrijver van Nederlandse origine (1870-1925), was wiskundeleraar, onderwijshervormer, vrijdenker, anarchist, aristocraat, armoedzaaier, buitenstaander. Tussen 1917 en 1925 schreef hij honderden kronieken en cursiefjes voor dagbladen als La Gazette de Lausanne et La Tribune de Genève; tegenwoordig zouden we hem een columnist noemen.

Regen is antediluviaal.*
* De lezer vergeve mij deze zondvloed van vóór de zondvloed. (Noot auteur)

Uit dat dagwerk heb ik een bloemlezing samengesteld onder de titel Het vrolijke pessimisme, een ongebruikt gelaten titelsuggestie van Roorda zelf.

Het was mijn innige wens Henri Roorda’s werk, en vooral zijn speciale, droogkomische humor, honderd jaar na dato te herintroduceren in het land van zijn voorouders. Roorda grossiert in woordgrapjes. Niet al die grapjes zijn even sprankelend, en niet allemaal zijn ze even goed houdbaar gebleken, maar in het beste geval brengen ze de betekenis heel even in trilling en veroorzaken ze bij de lezer een minuscuul schokje.

Roorda drijft in veel van zijn stukjes de spot met militarisme en nationalisme, wat in de jaren tijdens en na de Eerste Wereldoorlog in het conservatieve Zwitserland van het nodige lef getuigde. Soms echter lijkt hij in zijn schrijverij niets anders na te streven dan een lichtvoetige prozapirouette.

De regen gaat terug en valt omhoog

In de kroniek ‘De paraplu’, verschenen in de Gazette de Lausanne op 30 september 1921, speelt hij met een kleine paradox: regen is te allen tijde onder ons geweest, de paraplu is een recente uitvinding.

‘Er zijn dus duizenden jaren voorbijgegaan waarin het hemelwater een onvoorstelbare hoeveelheid schedels besproeide zonder dat in ook maar één van die schedels het verlossende idee ontkiemde…’

Om de bestendige, onveranderlijke aard van regen te benadrukken, laat Roorda zich de kans op een woordspeling niet ontnemen: ‘La pluie remonte à la plus haute antiquité’, de regen ‘gaat terug tot de grijze oudheid’. En in een voetnoot voegt hij daaraan toe:

Je prie le lecteur de bien vouloir excuser cette pluie qui ‘re-monte’ (Note de l’Auteur)
De lezer vergeve mij deze regen die terug-gaat. (Noot auteur)

Waarbij ‘remonter’ behalve als ‘teruggaan’ (tot het grijze verleden) natuurlijk ook kan worden gelezen als ‘omhoogvallen’.

In remonter zit een verticale connotatie die onontbeerlijk is om de woordspeling te laten werken, maar die in vertaling verloren gaat. Het is duidelijk, de voetnoot letterlijk vertalen is geen optie, het spel zou uit de woordspeling verdwijnen. Dan kan die noot nog beter rücksichtlos worden geschrapt, of moet desnoods worden overwogen ergens anders een compenserend voetnootgrapje te maken. Maar laten we eerst eens beter kijken.

Zouden we de regen niet ‘oud als de wereld’ kunnen maken, of ‘oud als de weg naar Rome’? Een ‘oude’ regen wekt de lachlust niet. Zouden we de regen niet kunnen laten vallen ‘sinds mensenheugenis’, ‘zo lang als de wereld bestaat’, ‘sinds onheuglijke tijden’, ‘sedert de oude Adam’? Regen valt niet altijd en eeuwig, goddank. En in het verlengde daarvan, zouden we de regen niet kunnen laten teruggaan ‘tot vóór de zondvloed’? Want bij het woord zondvloed kan aan een hevige regen worden gedacht, maar bij ‘tot vóór de zondvloed’ ook aan iets heel ouderwets, oftewel aan iets ‘antediluviaals’, iets ‘antediluviaans’… Soms hoef je alleen maar even te wachten om het verlossende idee te laten ontkiemen. Of je neemt een douche.

Omdat bovenstaande bespiegelingen ondanks alles behoorlijk wijsneuzig kunnen klinken, citeer ik hieronder het integrale stukje, het is per slot van rekening geschreven voor de krant, dus bedoeld voor onmiddellijke consumptie. De lezer kan zich daarbij als vrijwilliger in een klein experiment beschouwen: is Roorda ook in vertaling vermakelijk?

De paraplu

De paraplu heeft dit gemeen met de heer Mussolini dat je er eindeloze bespiegelingen aan kunt wijden. Ik neem het mezelf kwalijk dat ik het onderwerp zo lang heb veronachtzaamd.

Regen is antediluviaal.* Dat kan niet worden gezegd van de paraplu, die naar verluidt is uitgevonden door de Franse Burgerkoning Louis Philippe. Gewoonlijk vinden koningen niets uit. Dat mag niet van het protocol. Maar eenmaal is geenmaal. Er zijn dus duizenden jaren voorbijgegaan waarin het hemelwater een onvoorstelbare hoeveelheid schedels besproeide zonder dat in ook maar één van die schedels het verlossende idee ontkiemde. Eeuwen verstreken, wandelaars lieten zich natregenen en niemand vond de paraplu uit. Ik vind dat tamelijk verbluffend. Want onze voorouders waren niet achterlijk. Ze hebben uitvindingen gedaan die heel wat meer genialiteit vergden dan die van Louis Philippe. En bovendien is het idee van de paraplu ons bijna aangeboren. Zouden we niet instinctief een beschuttend scherm boven ons hoofd moeten houden als we van bovenaf door nattigheid worden bedreigd?

Feit is dat de gemakkelijkste problemen niet als eerste werden opgelost. We hebben de straal van de aarde gemeten, we hebben de snelheid van het licht gemeten, we hebben allerlei geniale, ‘nutteloze’ ontdekkingen gedaan voordat we de paraplu uitvonden. Laten we ook met enige droefgeestigheid constateren dat onder de miljarden mensen die op deze aardkloot hebben rondgescharreld, het aantal uitvinders bijzonder gering bleef. Zoiets valt niet op, want we maken allemaal vlotjes van andermans uitvindingen gebruik.

Eerlijk gezegd is de paraplu helemaal niet zo gewoon als ik in eerste instantie dacht. Bekijk hem maar eens goed, dan zul je zien dat de vervaardiging van een paraplu die in- en uitgeklapt kan worden een veelvoud aan uitvindingen veronderstelt. Jammer genoeg weten we geen bewondering meer op te brengen voor de vindingrijkheid van de ontwerpers van voorwerpen die we dagelijks gebruiken. Zo-even had ik het mis. Het is helemaal niet verbazend dat het de mens duizenden jaren van gepieker heeft gekost om te begrijpen dat een walvis, met zijn balein, kon helpen bij de vervaardiging van paraplu’s. Je moest er maar opkomen!

Maar dat is nog niet alles. Grote uitvindingen komen zelden in één keer tot stand. Ze worden gaandeweg vervolmaakt. Mijn verbazing was dus helemaal niet zo onzinnig, want zonder zich het hoofd te hoeven breken, had men ook kunnen beginnen met het uitvinden van de niet-inklapbare paraplu. Een cirkelvormige zinken plaat, in het midden bevestigd aan een rotan steel, zou hebben volstaan. Werpt iemand tegen dat kleren vroeger van dusdanige kwaliteit waren dat ze niet te lijden hadden onder wat neerslag? Dat maakt niet uit, een goedgeklede maar kleddernatte prinses zal toch te beklagen zijn geweest. (Toegegeven, de ‘wandelsport’ is pas uitgevonden na de paraplu.)

Zoveel is zeker, aan de hand van een doodgewone paraplu kunnen de meest uiteenlopende en boeiende kwesties aan de orde worden gesteld. Maar we moeten ons kunnen beperken. Ik zal dus nog één laatste probleem aankaarten.

In de loop van mijn lange leven ben ik al van alles kwijtgeraakt, maar wat ik vooral ben kwijtgeraakt, zijn paraplu’s. Telkens als ik gespannen de krant doorbladerde, stelde ik trouwens vast dat er in de rubriek met verloren voorwerpen veel meer paraplu’s staan dan in die met gevonden voorwerpen. (Hetzelfde geldt voor portemonnees.) Kennelijk komen kwijtgeraakte paraplu’s vanzelf weer in circulatie. Deze bevinding zal niet voor iedereen een troost zijn. Daarom acht ik het zinvol mijn tijdgenoten mee te delen hoe ik er sinds anderhalf jaar voor zorg dat ik mijn paraplu niet meer kwijtraak: ik draag hem schuin over mijn schouder, in een smaakvol lederen foedraal. Een onfeilbare methode.

Gazette de Lausanne, 30 september 1921

* De lezer vergeve mij deze zondvloed van vóór de zondvloed. (Noot auteur)