Een brandhaard van de geschiedenis
Over De Vriendt keert terug van Arnold Zweig
De Vriendt kehrt heim is een boek met een receptiegeschiedenis waar je op zich al een roman over zou kunnen schrijven. Arnold Zweig (1887-1968) schreef het in de tijd van het opkomende nazisme in Duitsland, het verscheen in de herfst van 1932 en lag nog geen half jaar later als ‘entartete’ literatuur op de brandstapels van de nazi’s, waarna Zweig naar Palestina vluchtte.
Pas in 1956 kwam de roman opnieuw uit in het Duits – in de DDR, waar Zweig inmiddels woonde –, terwijl er al in 1933 een Nederlandse en een Engelse vertaling waren verschenen. Je zoekt op internet naar die oude vertaling en een week later heb je een exemplaar in handen met voorin een stempel ‘Em. Querido’s uitgeverij N.V. Singel 262 Amsterdam’, en correcties met vulpen voor de tweede druk in de kantlijn, van vertaler Nico Rost zelf. Op Wikipedia lees je vervolgens dat Emanuel Querido in 1943 samen met zijn vrouw omkwam in Sobibor.
Een roman dus die is geschreven en uitgegeven in een brandhaard van de geschiedenis. In de woorden van Zweig zelf hierover in het nawoord, dat hij speciaal voor de Nederlandse editie schreef: ‘Toen dit boek werd geschreven en in het Duits verscheen, groeiden alom de krachten van het militarisme en het nationalisme. De wereld had een dreigend aanzien voor al wat recht, vrijheid en geestelijk leven zocht te verwerkelijken.’
Van uitgeverij Cossee kregen wij de opdracht een nieuwe vertaling te maken en deze tijdloze roman weer bij de tijd te brengen. De bestaande vertaling van Nico Rost is na bijna negentig jaar behoorlijk gedateerd, wat alleen al blijkt uit de titel: De Vriendt keert weer. Bij het opnieuw vertalen moesten we ons ook over de titel buigen, waarover later meer.
Jacob Israël de Haan
Dat de Nederlandse journalist en schrijver Jacob Israël de Haan (1881-1924) model heeft gestaan voor het hoofdpersonage, Jitschak Jozef de Vriendt, maakte en maakt de roman extra interessant voor het Nederlandse publiek.
Net als Arnold Zweig zelf hield ook De Haan zich intensief bezig met zijn Joodse afkomst. Beiden volgden de ontwikkelingen binnen het jodendom kritisch en maakten daarin een persoonlijke ontwikkeling door. De Haan groeide op als zoon van een chazan (voorzanger in de synagoge) maar brak later met het geloof, werd een vurig socialist en vervolgens ook zionist. In 1904 baarde hij opzien met Pijpelijntjes, de eerste Nederlandse roman waarin homoseksualiteit openlijk werd beschreven. In 1919 vertrok hij als correspondent van het Algemeen Handelsblad naar Jeruzalem. De artikelen die hij schreef waren een groot succes, dankzij zijn literaire stijl, maar ook doordat hij zich zo grondig en onbevooroordeeld verdiepte in de plaatselijke politiek en de lokale verhoudingen.
Opvallend is dat hij als Jood ook oog had voor de situatie van de Palestijnen, wat hem in Joodse kringen niet in dank werd afgenomen. In Palestina keerde hij terug tot het oude geloof en raakte hij betrokken bij een organisatie van orthodoxe joden, die fel antizionistisch waren. Dat laatste is hem noodlottig geworden: hij werd in 1924 vermoord door – wat pas jaren later werd bewezen – een zionistische activist.
Bij zijn ontwerp voor een novelle over deze moord ging Zweig uit van de aanvankelijke geruchten over eerwraak van Arabische kant omdat De Haan een verhouding met een Palestijnse jongeman had. Toen hij echter tijdens een reis door Palestina in 1932 meer hoorde over de werkelijke achtergronden van de moord, gooide hij de opzet radicaal om en groeide de novelle uit tot een roman. ‘Dit nieuwe feit was veel beter dan het oude,’ schreef hij aan Sigmund Freud, met wie hij bevriend was, ‘het dwong me de dingen zonder pro-Joods vooroordeel te analyseren, de politieke moord van een Jood op een Jood precies zo te belichten alsof het een politieke moord in Duitsland was, het dwong me de weg van de desillusie verder te gaan, zo ver als nodig, als mogelijk was – verder dan goed was.’
Zweig gebruikte de moordkwestie van 1924 nu alleen nog als kapstok voor zijn roman over De Vriendt en versmolt de handeling ervan met de gewelddadige politieke conflicten tussen nationalistische Arabieren en Joden in Palestina in 1929. Bovendien was het schrijfproces voor hem, zoals uit bovenstaand briefcitaat blijkt, een exercitie om zijn eigen positie ten opzichte van de joodse religie, het zionisme en de ontwikkelingen in Palestina te bepalen.
Een feest en een uitdaging
Arnold Zweig vertalen is een feest, die ervaring hadden we al opgedaan met De strijd om sergeant Grisja. Het is ook een fikse uitdaging.
Dat begon al met de vertaling van de kwatrijnen van De Vriendt, waarvan er maar liefst twintig voorkomen. Dat was geen probleem, dachten we, die hoeven we alleen maar op te zoeken, de kwatrijnen van De Haan zijn zelfs op internet te vinden. Maar Zweig bleek de kwatrijnen zelf te hebben geschreven. In de geest van De Haan, zoals hij zelf schrijft, maar aangepast aan zijn personage en verhaallijn. Zweigs kwatrijnen zijn knap, maar de echte kwatrijnen van De Haan zijn veel poëtischer en subtieler.
Zweig mag dan geen dichter zijn, hij is wel een verteller pur sang. Zijn beschrijvingen van het landschap zijn magistraal, filmisch, zelfs meer dan dat: je ziet, ruikt en hoort Jeruzalem, Galilea, de kuststreek rond Tel Aviv, je voelt de zinderende hitte in het hoofdstuk dat zich afspeelt aan de Dode Zee.
Ook Zweigs personages zijn heel reëel, het worden mensen van vlees en bloed, en in dit geval ook met een rijk geestelijk leven. Een groot deel van deze roman bestaat uit gesprekken, discussies, ook geharrewar af en toe, tussen personages uit de verschillende partijen in het wespennest van het toenmalige Palestina. Die gesprekken geven een caleidoscopisch beeld van de politieke situatie, waarin de kiemen van de huidige problematiek in Israël worden blootgelegd, in die zin is de roman ook uiterst actueel. Om die gesprekken goed en puntig te kunnen vertalen moet je je verdiepen in de verschillende perspectieven, de achtergronden, grieven, idealen en dromen van al die personages, zodat je hun ironie, hun toespelingen, de halve woorden waaraan zij genoeg hebben, de steken onder water niet mist. En er vervolgens voor zorgen dat ook de lezer ze niet mist. Mede om die reden hebben we ervoor gekozen de vrij uitgebreide lijst met aantekeningen in de geannoteerde Duitse uitgave uit 1996 waaruit wij vertaalden, gedeeltelijk over te nemen en waar nodig te bewerken.
Zweig is ook een schrijver bij wie elk detail telt, bij wie je als vertaler tittel noch jota over het hoofd mag zien. Een mooi voorbeeld hiervan geeft de volgende passage:
De Vriendt schloß die Tür, aber er blieb mit der Stirn an sie gelehnt stehen, kraftlos. Was war das? Dieser Engländer wußte. Er kannte die Natur seiner Beziehung zu dem Knaben Saûd. Laß ihn dreimal ein Gentleman sein, neunmal ein Freund – das war Vernichtung. Die furchtbare Heimsuchung, mit der Gott ihn geschlagen hatte – jetzt wurde sie ruchbar.
‘Dieser Engländer’ is L.B. Irmin, het hoofd van de geheime dienst van het Britse bestuur van Palestina. Op en top een Brit en een goede vriend van De Vriendt. Ze schaken en bomen heel wat af. Irmin is ook degene die als een ware Sherlock Holmes het mysterie van de moord op zijn vriend oplost, waardoor het boek als een spannende detective leest.
Vriendschap is – geheel in lijn met De Haans beroemde dichtregel op het homomonument in Amsterdam: ‘Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’ – een belangrijk thema in de roman. Ten eerste de erotische vriendschap tussen De Vriendt en de Arabische jongen Saoed, maar zeker ook de vriendschap tussen De Vriendt en Irmin.
Maar: Laß ihn dreimal ein Gentleman sein, neunmal ein Freund; ‘drie keer een gentleman, negen keer een vriend’? Dat klinkt raar, daar struikelt de lezer over. Een keuze voor gangbaarder idioom ligt voor de hand: ‘op en top een gentleman en een vriend door dik en dun’. Tot je je realiseert dat het boek drie delen heeft met elk negen hoofdstukken, en je in het laatste hoofdstuk ontdekt dat Zweig ook bekend was met de getallenleer van de kabbala. Geen toeval dus, die opbouw. Drie is het getal van harmonie en vriendschap en driemaal drie versterkt dat. Dus is de vertaling geworden:
De Vriendt sloot de deur, leunde er met zijn voorhoofd tegenaan en bleef zo staan, krachteloos. Wat was dit? De Engelsman wist het dus. Hij wist van de aard van zijn verhouding met de jonge Saoed. Hij mocht dan drie keer een gentleman zijn en negen keer een vriend, maar dit was een ramp. De vreselijke beproeving waarmee God hem had getroffen – die zou nu ruchtbaar worden.
De kwestie van de titel
Tot slot de kwestie van de titel. Moest die worden: De Vriendt komt thuis of De Vriendt keert terug? Voor het eerste pleiten De Vriendts droom over zijn thuiskomst bij een kosmische vaderfiguur op het moment van zijn dood en Irmins overpeinzingen bij het zien van de gezichtsuitdrukking van de dode in het mortuarium:
Wat zich in dat gezicht openbaart, moest worden bewaard. Wat was erin te zien? Thuiskomst, heel eenvoudig. De man leek verlost, als de verloren zoon wie alles was vergeven – dwaling, trots, vernedering, het leven tussen de varkens.
Maar het laatste hoofdstuk, ‘In Jeruzalem begraven liggen’, gaf de doorslag om te kiezen voor De Vriendt keert terug. Daarin beschrijft Zweig, met die vervlechting van het kosmische en het individuele perspectief die typerend voor hem is, hoe De Vriendt tijdens het ontbindingsproces van zijn lichaam vanuit het graf zijn atomen en moleculen ‘als boden’ omhoog stuurt via de wortels van de planten die zijn stoffelijk overschot hebben bereikt, zodat ze weer kunnen deelnemen aan de kringloop van het leven:
Sein Gehirn ist nicht mehr in seinem Schädel, die Individualität, das einmalige Wesen, in das er so zwanghaft und sich selber fremd hineingewachsen, die Hemmungen, die ihn hielten, die Triebkräfte, die ihn bewegten – alles wird Fruchtbarkeit, es hilft das Land bauen, es will wieder unter dem blauen Himmel und mit den Anemonen um die Wette neue Tänze von Atomen wirbeln lassen, aufs Neue kreisen, sich verflechten, sich zerstreuen.
In vertaling:
Zijn brein is niet meer in zijn schedel, zijn individualiteit, het unieke wezen waar hij noodgedwongen en van zichzelf vervreemd in gegroeid was, de remmingen die hem tegenhielden, de driften die hem bevleugelden – alles wordt omgezet in vruchtbaarheid en helpt het land opbouwen, het wil onder de blauwe hemel weer om het hardst met de anemonen nieuwe dansen van atomen laten wervelen, opgaan in nieuwe cycli, zich verbinden en zich verliezen.
We hopen dat onze vertaling van Zweigs roman Jitschak Jozef de Vriendt voor de lezers opnieuw tot leven brengt, en weer belangstelling voor het werk van Jacob Israël de Haan wekt. Allebei verdienen ze een comeback.