Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers

Over de auteur

Jan H. Mysjkin publiceerde in 2020 Paul van Ostaijens groteske De bende van de stronk in het Frans. Uit het Frans de symbolistische roman Het dode Brugge van Georges Rodenbach. Uit het Engels de dichtbundel Archeophonica van Peter Gizzi. Uit het Roemeens de bloemlezing postcommunistische poëzie De stilte van een verdronken hond. Naar aanleiding van het eeuwfeest van Paul Celan vertaalde hij diens Roemeense gedichten. In duo met Doina Ioanid verscheen een bloemlezing van Menno Wigmans gedichten in het Roemeens, evenals Kaas/Caşcaval, de eerste boekpublicatie van Willem Elsschot in het Roemeens.

De laatste en eerste zin

Over Zenobia van Gellu Naum

Binnen het oeuvre van de Roemeense surrealist Gellu Naum (1915-2001) valt de naam Zenobia voor het eerst in het in 1946 gepubliceerde Castelul orbilor (Het kasteel van de blinden), waar de vrouw in een grot op de verteller-auteur wacht. De roman Zenobia, die hij een kleine veertig jaar later publiceert, eindigt met dezelfde vrouw die nog altijd voor een grot wacht: ‘Haar haren waren wit geworden van het lange wachten…’ De opdracht was echter niet om bij de laatste zin stil te staan, maar bij de eerste.

In wezen is de eerste zin van Zenobia het motto ontleend aan een zekere ‘Ioan Dobrescu, bontwerker in Bateşti, een buitenwijk van Boekarest, oktober 1813’:

Şi cîţi eram vii, ne socoteam morţi şi umblam ameţiţi...

In vertaling:

En wij die levend waren, rekenden ons tot de doden en liepen wezenloos rond…

In Roemenië zal niemand verbaasd opkijken bij zo’n verzekering. In een orthodoxe kerk of begraafplaats vind je altijd een soortement dubbel offeraltaar waar je links een kaarsje kunt branden ‘pentru morţi’ (voor de doden) en rechts een kaarsje ‘pentru vii’ (voor de levenden). De doden kunnen onder de levenden vertoeven of omgekeerd. In het eerste geval winnen de doden aan werkelijkheid, in het laatste verliezen de levenden hun band ermee. In Zenobia komen beide voor. Gellu Naum verstond de onirische kunst om het aardse te verlaten en naar De andere kant te reizen, wat ook de titel van een dichtbundel van hem is.

Nu de eerste zin van het boek zelf. De roman begint met een zelfbespiegelende overweging in een lange, in drie zinsdelen gearticuleerde periode. Het eerste en tweede deel worden gescheiden door een gedachtestreepje, het tweede en laatste deel door een puntkomma:

Prea multe lucruri ne solicită şi, dat fiind mecanismul echivoc al solicitării, prea multe cuvinte se îngrămădesc să le cuprindă, să le ascundă în labirintul lor inutil şi înşelător – de aceea poate că, pe alocuri, am să spun ce nu trebuia spus; oricum sînt convins că fiecare va medita mai mult asupra surplusurilor lăsînd la o parte starea în care plutesc, pe dedesubt, ca un înotător subacvatic, de exemplu.

In vertaling:

Te veel dingen eisen onze aandacht op en door het dubieuze mechanisme van de opeising klonteren te veel woorden samen om de dingen in hun nutteloze en bedrieglijke labyrint te omvangen en te verbergen – daarom zal ik misschien hier en daar iets zeggen wat beter ongezegd was gebleven; hoe het ook zij, ik ben ervan overtuigd dat ieder veeleer bij het overtollige zal stilstaan, ongevoelig voor de toestand waarin ik ronddrijf, in de diepten, als een onderwaterzwemmer, bijvoorbeeld.

De openingszin is op zich een bedrieglijk labyrint waarin de lezer verloren dreigt te lopen en sowieso, meent de auteur, zal de lezer niet (willen) doordringen tot de kern van het verhaalde. Een nogal pessimistische visie op zijn activiteit als schrijver: de werkelijkheid kan niet in woorden worden gevangen en die woorden worden door de lezer achteloos ontvangen. Uiteraard is het boek dat we nadien te lezen krijgen een ontkenning van dat negativistische uitgangspunt. Overigens laat Gellu Naum het onmiddellijk volgen door een hoopvollere overweging:

Dar mai există şi vuietul acela şi capacitatea fiecăruia de a-l percepe…

In vertaling:

Er is echter ook dat gebruis en ieders vermogen het waar te nemen…

Wat mij betreft laat het openingsfragment de lezer met nogal wat vraagtekens achter. Wat is dat dubieuze mechanisme? Welke is die toestand waarin de verteller ronddrijft? Wat is dat voor gebruis?

Niets in die eerste zin laat vermoeden dat we met een liefdesroman te maken krijgen, die gelijk daarna van start gaat. Met Zenobia heeft Gellu Naum namelijk een autobiografische rêverie over de ‘onmetelijke liefde’ tussen hem en zijn vrouw geschreven. De narratieve lijn wordt onderbroken door lyrische passages of theoretische en wijsgerige bespiegelingen. De stijl is even wisselend als changeantzijde, zodat ik het ‘changeantproza’ zou willen noemen. In Zenobia recapituleert en vervlecht Naum alle motieven uit zijn leven en werk, wat het boek niet enkel tot de summa van zijn oeuvre maakt, maar eveneens naast de hoogtepunten van de surrealistische prozaliteratuur plaatst.