Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers

Over de auteur

Barbara de Lange vertaalde eerder werk van Michael Ondaatje, Anne Tyler, Virginia Woolf, Elizabeth Strout, Robert Darnton, Simon Schama, Francis Fukuyama, Richard Holmes, Colin Thubron, John Manning, Yann Martel, George Steiner, Margaret Atwood, D.H. Lawrence, Cammie MacGovern en Donna Tartt.

Spoorzoeken

Over de beginzinnen van Paviljoen 3/W-3 van Bette Howland en Beer/Bear van Marian Engel​

Twee schrijfsters, bijna leeftijdgenoten (beiden geboren in de jaren dertig van de vorige eeuw), twee literaire werken uit dezelfde tijd (W-3 uit 1974, Bear uit 1976), en elk met een totaal andere stijl. Wat op zich natuurlijk niet verrassend is. Maar wat ik bij het vertalen altijd probeer uit te zoeken (ik heb vertalen weleens vergeleken met spoorzoeken), is in hoeverre de stijl de inhoud versterkt. Bij Paviljoen 3 en Beer lijkt dat in hoge mate het geval.

Geen omgeving, geen stijl voor schoonheid

In Paviljoen3/W3 schrijft Bette Howland over haar verblijf in een ziekenhuis in New York waar ze na een zelfmoordpoging is opgenomen. Na korte tijd op een gewone ziekenhuisafdeling komt ze op de psychiatrische afdeling terecht. Het is een sterk autobiografisch, maar wel gefictionaliseerd verslag. De eerste zin zet de toon:

In the intensive care unit there was a woman who had undergone open-heart surgery.

In vertaling:

Op de intensive care lag een vrouw die een openhartoperatie had ondergaan.

Een feitelijke omschrijving waardoor de lezers precies weten waar ze zijn. Alleen nog niet waar ze aan toe zijn, want de vertelster en hoofdpersoon, de ‘ik’, is niet degene die de openhartoperatie heeft ondergaan. Zij wordt pas in de volgende alinea, acht regels verder, geïntroduceerd.

Deze feitelijke beginzin zegt meteen iets over stijl en inhoud, fungeert als het ware als een schot voor de boeg: let op, verwacht geen persoonlijk, intiem verslag, ook al wordt het boek in de titel aangekondigd als een ‘memoir’ (althans in de oorspronkelijke versie – deze genre-aanduiding ontbreekt bij de Nederlandse vertaling). Paviljoen 3 is dan ook niet zomaar een verslag van een verblijf op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Aan de ene kant gaat het om (licht) gefictionaliseerde persoonlijke ervaringen, aan de andere kant wordt daarvan geabstraheerd. De mede-patiënten en de medische staf worden afstandelijk, als types beschreven, en we horen eigenlijk niet veel over de dingen die de vertelster zelf doormaakt.

De feitelijke constatering in de eerste zin en het feit dat die eerste zin niet over de hoofdpersoon gaan zijn dus veelzeggend. De vertelster is er niet op uit de lezer in vertrouwen te nemen of emotioneel aan te spreken, maar wil wel de verwarring van de hoofdpersoon en het chaotische leven op de afdeling voelbaar maken. En daar is de stijl op aangepast: het verhaal gaat soms van de hak op de tak, de zinnen zijn feitelijk maar brokkelig en geven daarmee in flarden de niet altijd direct begrijpelijke indrukken weer; ze zijn niet altijd grammaticaal in orde, ze zijn weerbarstig en hard en zeker niet vloeiend. Tegelijk zijn ze uiteraard wars van lyriek, want dit is geen omgeving voor schoonheid. Stijl en inhoud sluiten dus nauw op elkaar aan, en het was dan ook zaak in de vertaling de abrupte, nuchtere stijl van beschrijven en de soms harde cadans te volgen.

Intimiteit in vloeiende zinnen

Vergelijk dit eens met de beginzin van Beer van Marian Engel:

In the winter, she lived like a mole, buried deep in her office, digging among maps and manuscripts.

Ook hier weer direct een plaatsbepaling, maar hoe anders van toon, klank en ritme. Dit is een roman, en wel een heel intieme, sensuele roman, waarin de vertelster zich geleidelijk, als een mol, een weg zoekt naar de kern van haar eigen seksualiteit.

Beer is geschreven met veel gevoel voor ritme, en met zachte klanken. Je wordt het verhaal in getrokken, mee naar een eiland buiten de tijd, met een prachtig landhuis en een beer. De zinnen vloeien, maar je moet oppassen: het verhaal is niet clichématig en de zinnen ook niet. Ook hier sluiten stijl en inhoud op elkaar aan. Dat die stijl soms in kleine woordjes zit is te zien aan de eerste zin van de Duitse vertaling:

Im Winter lebte sie wie ein Maulwurf, tief begraben in ihren Papieren, und wühlte zwischen Karten und Manuskripten. (’s Winters leefde ze als een mol, diep begraven in haar papieren, en wroette tussen kaarten en manuscripten.)

Hier is het ritme veranderd door het nevenschikkende ‘und’ en ‘office’ is vertaald met ‘papieren’, waardoor een genormaliseerde doorsneezin is ontstaan. (‘Je in papieren begraven’ klinkt misschien meer standaard dan ‘je in een kantoor begraven’, maar even later in het verhaal blijkt dat het kantoor zich in een souterrain bevindt, waardoor de vervanging van ‘kantoor’ door ‘papieren’ minder gerechtvaardigd lijkt.)

Weer anders is de eerste zin in de Franse vertaling:

En hiver, elle s’enterrait comme une taupe dans son bureau, au milieu des cartes et des manuscrits.
(’s Winters begroef ze zich als een mol in haar kantoor, te midden van kaarten en manuscripten.)

Dit is een keurig, maar vlak zinnetje geworden waarin het ritme van het origineel en het sterke beeld van de mol – door de parallelle constructie met de bijstellingen ‘buried’ en ‘digging’ – minder tot hun recht komen.

Met dit in mijn achterhoofd is dit mijn beginzin geworden:

’s Winters leefde ze als een mol, diep begraven in haar kantoor, spittend in landkaarten en manuscripten.