Gellu Naum

Na zijn studie wijsbegeerte aan de universiteit van Boekarest, vertrekt de Roemeen Gellu Naum (1915-2001) in 1938 naar Parijs om aan de Sorbonne zijn proefschrift voor te bereiden. Hij verblijft er echter liever in gezelschap van kunstenaars als André Breton, René Char, Constantin Brâncuşi en Amedeo Modigliani . Bij terugkeer in Boekarest (1939) richten Gherasim Luca en Naum de Roemeense surrealistische groep op. De oorlog legt hen tijdelijk het zwijgen op. Van 1945-1947 ontplooien ze enorme activiteit. Op korte tijd publiceert Naum zijn vierde dichtbundel, drie prozawerken en een manifest. Vanwege de directieven van de Communistische Partij zal Naum vervolgens zwijgen tot 1968. Voor de postcommunistische generatie is hij niet alleen toonbeeld van integriteit, maar ook een getuige die uit eerste hand kan spreken over avant-gardes. Internationaal dringt zijn naam door met vertalingen van de roman Zenobia, en zijn poëzie (Europese Prijs voor Poëzie, 1999).