Logo Schwob.nl - de mooiste vergeten klassiekers

Marcel Schwob
sticker De mooiste vergeten klassiekers
Józef Wittlin - Het zout der aarde

2020 | Wereldbibliotheek | € 22,99 | paperback, 336 blz. | vertaald door Dirk Zijlstra

Józef Wittlin

Het zout der aarde (Wereldbibliotheek)

Boek

Het is juli 1914 en de keizer van Oostenrijk-Hongarije tekent een oorlogsverklaring aan Servië. De ceremonie vindt plaats op een onmetelijke afstand van Piotr, die in een uithoek van het immense Habsburgse keizerrijk woont. Piotr is een simpele ziel, ongeletterd en goedgelovig, en hij vereert de keizer als een godheid. Hij doet klusjes op het dorpsstationnetje en zijn kostbaarste bezit is een afgedankte baanwachterspet.

Na enkele weken bereikt het wereldgebeuren Piotr dan toch. Wanneer hij zijn dienstoproep krijgt, aan hem voorgelezen door een gendarme, is het alsof God zelf hem een bevel heeft gegeven. Hij begint zijn reis naar het front en probeert te begrijpen wat er in de wereld om hem heen gebeurt, terwijl hij wordt verslonden door de onmenselijke machinaties van het oorlogsapparaat.

Biografie

Jozéf Wittlin

Józef Wittlin (1896-1976) was een Poolse schrijver, dichter en vertaler van Joodse komaf. Hij ontvluchtte zijn vaderland vlak voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, en wist uiteindelijk met zijn gezin te ontkomen naar de Verenigde Staten. Het zout der aarde uit 1935 is het meesterwerk waar hij om herinnerd wordt. 

Deze roman was oorspronkelijk bedoeld als eerste deel van een trilogie. Wittlin was al een eind gevorderd met het tweede en derde deel, toen hij met zijn gezin voor de nazi’s moest vluchten. Bij een inscheping in Zuid-Frankrijk in juni 1940 raakten de koffers met Wittlins manuscripten en aantekeningen te water en gingen reddeloos verloren. Tot aan zijn dood heeft Wittlin moeizaam geprobeerd de trilogie te voltooien, en het is hem uiteindelijk niet gelukt.

Meer informatie

Fragment

De keizer nam het woord. Met matte stem bedankte hij ergens voor. Wat de beminde graaf Berchtold hem gisteren vertelde, had hem somber gestemd. Als hij zich niet vergiste, als zijn geheugen hem niet in de steek liet, was het… Belgrado? Met blijdschap nam hij kennis van de enorme verbittering van zijn geliefde volkeren die eisten… eisten…

De keizer kon zich niet herinneren wat zijn geliefde volkeren eisten.

Dus begonnen ze het hem uit te leggen. Iets wat de keizer duidelijk, ondanks alles, voor geen prijs wilde begrijpen. Aanvankelijk legden ze het hem geduldig uit zoals een moeder haar kind iets uitlegt, totdat ze hun zelfbeheersing verloren en begonnen te gebaren. Toen hij het eindelijk begreep, gingen ze met hem onderhandelen. De keizer verzette zich lang, bood weerstand, aarzelde, kuchte, herinnerde hen aan de vermoorde keizerin Elisabeth. Opeens kwam hij zelfs overeind, kwam hij op eigen kracht overeind en sloeg zo hard met de stok met de zilveren handgreep op de tafel dat de levende gestalten van de gardisten beefden en de ogen van Maria Theresia vonkten.

Aartshertog Frederik, de kleinzoon van die bij Aspern, sprong overeind. Hij liep naar de majesteit, boog zich naar diens roze oor waarin bosjes grijze watten welig tierden, en legde in dat oor enkele zeer zwaarwichtige woorden. Hierbij ontmoetten beide Gulden Vliezen op de borst van de Habsburgers elkaar en enkele ogenblikken schommelden ze gemoedelijk heen en weer. Toen zwichtte de keizer. Hij onderwierp zich aan de wil van zijn geliefde volkeren.

Hij had slechts één wens: dat ze traditiegetrouw eikenbladeren in hun sjako’s staken. En dat ze zongen. Op dat moment onderbrak aartshertog Frederik de monarch opnieuw en wees hem er luid op dat het leger in de twintigste eeuw op het slagveld geen sjako’s meer droeg, alleen gewone, lichte kepi’s. De keizer verontschuldigde zich: hij was al lange tijd niet meer aanwezig geweest bij de manoeuvres. Hem stonden de koppen van oude houwdegens voor ogen van de slagen bij Novara, Mortara en Solferino, pandoeren2, Radetzky… Beschaamd wendde hij zich tot de minister van Oorlog, als een leerling tot zijn leraar: ‘Zou Uwe Excellentie mij er nog eens aan kunnen herinneren hoeveel legers ik heb?’

‘Achtendertig divisies op vredesvoet, landweermannen en honveds niet meegerekend.’ ‘Dank u! Achtendertig divisies heb ik!’ Achtendertig divisies! Franz Joseph genoot in zijn verbeelding van iedere divisie en van de talrijkheid en de veelkleurigheid van deze aantallen, die hem op leven en dood trouw hadden gezworen. Hij haalde zich de laatste parade voor de geest, die hem nog helder voor ogen stond, het laatste schijngevecht waarbij je de vijand nog herkende aan het rode lint aan de pet. Toen had hij zelf, te paard, een van de strijdende legers aangevoerd en zijn tegenstander was niemand anders dan de vier weken geleden vermoorde Franz Ferdinand, zijn troonopvolger. Nu liet zijn geheugen hem niet in de steek, zoiets vergat je niet! [Bij die herinnering vlamde de oude hartstocht in de grijsaard op. Even voelde hij opnieuw de vroegere afkeer van de fictieve tegenstander bij die manoeuvres, wiens werkelijke dood hij en het gehele keizerlijke en koninklijke leger nu moesten wreken. Het bloed steeg de oude man naar het hoofd bij de gedachte dat deze koppige rivaal, die zoveel jaren tevergeefs op zíjn natuurlijke dood had gewacht, hem zelfs na zijn dood niet met rust liet. Iets in de oude man triomfeerde: ‘Ik heb hem overleefd!’ Maar ook die stille triomf werd overschaduwd door het verdriet om zijn onvergetelijke enige zoon Rudolf, die hem ook niet gegeven was: Mir bleibt nichts erspart!]

Er viel een onaangename stilte in de zaal. De zoetige geur van Berchtolds parfum hing als wierook boven de lijken van vermoorden. Adieu, Parijse parfums! De weg was versperd: de Drievoudige Alliantie,3 de Triple Entente!4 Graaf Berchtold besefte dat heel goed. Hij wist waar de nieuwe koers van de geschiedenis naar rook. Die rook naar beperking tot nationaal fabricaat. Maar in die akelige stilte rook zelfs de joviale Krobatin zijn parfum niet. Kruit had hij ook nog nooit geroken, maar toch was hij minister van Oorlog.

De keizer dacht na. Het waterblauw van zijn pupillen versomberde achter zijn brillenglazen. De gladgeschoren kin verdween achter de gouden kraag waarboven alleen de watten van zijn bakkebaarden uitstaken. Het glimmende kruis op de kroon van de heilige Stefan helde nog meer over en dreigde neer te storten op het hoofd van de grijsaard. Hij zweeg nog altijd, verzonken in de zwaarmoedige catacomben van zijn herinneringen aan de lijken.

De sfeer boven de ronde tafel werd steeds bedrukter. De oude fauteuils kraakten. De verkalking in de aderen van de paladijnen nam weer toe. Totdat het ongeduld van de kroonraad de grens van de etiquette overschreed. De generaals begonnen te fluisteren: ‘De hoogste tijd! Hij moet tekenen!’

Krobatin kon het niet langer uithouden zonder een sigaret. Toen stootte graaf Berchtold graaf Paar aan. Deze legde een groot vel papier voor de keizer neer. De tweede van de dubbelgangers hield een penhouder vast met een nieuwe, ongebruikte pen, zoals het hofceremonieel voorschreef. Ieders ogen richtten zich op de dorre, broze hand van de keizer. Eindelijk was hij weer bijgekomen en had hij zijn bril goed gezet. Iedereen herademde.

Gedurende enkele minuten liet de monarch zijn koele blik langs de zwarte, starre rijen letters dwalen. Hij onderwierp ieder woord, iedere komma aan een strenge inspectie. Maar na het lezen van de eerste zinnen werden zijn oogleden rood, in zijn ogen begon iets te branden. De bril besloeg. De laatste tijd vermoeide het lezen de oude man zeer, vooral bij kunstlicht. Dus wendde hij zijn blik af van het vel papier en toen hij het ongeduld van de kroonraad zag, bracht hij de pen naar de geopende zwarte bek van de inktpot. De hand keerde terug met de pen die was ondergedompeld in de giftige vloeistof en bevend daalde hij neer op het papier, als een vliegtuig dat een noodlanding maakt. Al gauw kwam de linkerhand de rechter te hulp om het papier vast te houden.

De keizer zette de handtekening waarop de ministers zo lang hadden gewacht. Na het schrijven van het woord ‘Franz’ was de pen al uitgeput, de inkt was op. Voor de tweede keer reikte de keizer naar de inktpot en met bevende pen schramde hij lichtjes de duim van zijn linkerhand. Uit de duim vloeide een kleine druppel bloed. Het was rood. Niemand merkte iets van het schrammetje, de keizer veegde zijn duim snel af en met een krachtige streek schreef hij er ‘Joseph’ achter. De inkt was blauw.

Graaf Berchtold nam het document aan. De volgende dag was het in alle talen van de monarchie vertaald. Het hing gedrukt op alle hoeken van steden, stadjes en dorpen en begon met de woorden: ‘Aan mijn volkeren’. Voor de analfabeten werd de bekendmaking voorgelezen door de gemeentelijke omroepers.

De keizer kwam overeind met behulp van zijn adjudanten. Als hij in functie was gaf hij nooit iemand een hand. Ditmaal drukte hij echter de hand van de minister-president. Op de drempel draaide hij zich om en zei tegen niemand in het bijzonder: ‘Als ik me niet vergis… zal er bloed vloeien.’

Toen vertrok hij. Aartshertog Frederik bood de minister van Financiën Biliński een havanna aan. Beneden dreunden de beslagen laarzen van het 99e regiment tegen elkaar. Het droge geluid van geweerkolven die aan de voet werden gezet. In de naburige kazernes werd de taptoe geblazen. Het was negen uur.

In de hele monarchie gingen de soldaten om negen uur slapen.

Reacties

'De nieuwe Nederlandse vertaling van Het zout der aarde is dan ook een bijzondere gebeurtenis. Vooral voor liefhebbers van de al eerder herontdekte Joseph Roth, die wat stijl en ironie betreft sterk aan Wittlin doet denken. Je kunt je zelfs afvragen wie van beiden de betere schrijver is.' - Michel Krielaars, NRC

'
Dit is nog maar de proloog, maar op dit punt was ik al platgeslagen door zoveel virtuositeit. Waarom is Józef Wittlin zo onbekend?' - Karen Billiet, De Standaard der Letteren

'Iedere lezer, ook iedere veellezer, heeft wel een lijst met gecanoniseerde boeken die hij ‘kent’ maar nooit gelezen heeft. Over omvang en samenstelling van die lijst bewaart hij doorgaans discreet het stilzwijgen. Dat hij nog ooit op een onbekend boek van bijna een eeuw oud zou stuiten dat met terugwerkende kracht als de bliksem aan die canon zou moeten worden toegevoegd, nee, dat lijkt hem uitgesloten. Maar nu is dat, wat mij betreft, toch het geval. (...) Het is, lijkt me, niet meer dan een daad van eenvoudige literaire rechtvaardigheid Het zout der aarde onverwijld toe te voegen aan het lijstje grote Midden-Europese romans uit de eerste helft van de twintigste eeuw.' - Cyrille Offermans, De Groene Amsterdammer

‘Van de eerste tot de laatste bladzijde boeit en ontroert dit boek door het volstrekt meesterschap van den schrijver. We aarzelen niet te verklaren, dat Wittlin plots één der markantste vertegenwoordigers is geworden van den Oost-Europeesche litteratuur.’ Delftsche Courant, 14 augustus 1937

‘Behoort tot het selecte gezelschap van de beste romans van de twintigste eeuw.’ Neue Zürcher Zeitung

‘Levendig, waarheidsgetrouw en een rijk portret van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie kort voor de Eerste Wereldoorlog.’ World Literature Today